1270 administratie eene bezuiniging verbonden is worden op ƒ3016 per jaar geraamd, waarvan 1368 voor vaste en 1648 voor wisselvallige uit gaven, welk laatste bedrag met het oog op het globale der raming van de betrekkelijke begrootingsposten echter niet in rekening is gebracht. In verband hiermede is voor de tractementen der conducteurs op de onderafdeelingen 127 en 138 respectievelijk 1056 en 372 minder doch op de onderafdeeling 134 2796 meer uitgetrokken. De in de beide voorgaande jaren genomen proef met de beoefening van het voetbalspel bij het leger is, voor zooveel de wapens der infanterie, artillerie en genie betreft, in alle opzichten geslaagd. Ten einde nu dezen tak van sport definitief bij het leger te kunnen invoeren, wordt het wenschelijk geacht jaarlijks eenige gelden beschikbaar te stellen voor de aanschaffing en het onderhoud van benoodigdheden voor het voetbalspel. De kosten daarvoor worden geraamd op f 25 per compagnie artillerie en genie, doch op 40 per compagnie of detachement infanterie, omdat bij dit wapen het spel meer algemeen beoefend wordt. Dienovereenkomstig wordt op de onderafdeeling 132 5000 en op de onderafdeelingen 134 en 138 respectievelijk 425 en 50 voorvoetbal- benoodigdheden aangevraagd. Onderafdeeling 126 1). Zooals reeds hiervoren in deze Memorie bij onderafdeeling 50 is vermeld, wordt het noodzakelijk geacht om ook het personeel, dat in het belang van de nieuwe landrente-regeling belast is met de opnemings- en karteerings-werkzaamheden uit te breiden, opdat die regeling binnen een 10-tal jaren over geheel Java en Madoera zal kunnen zjjn ingevoerd. Thans zijn met dit werk belast twee landrente op nemingsbrigades, wier aantal met twee dient te worden uitgebreid, wil men het werk binnen den gestelden termijn voltooid zien. De aan die uitbreiding verbonden kosten bedragen 140.600 per jaar, waarvan 137.000 op deze onderafdeeling en respectievelijk 2.400, t 400 en 800 op de onderafdeelingen 141, 147 en 149 komen. Deze drie onderafdeelingen behoeven echter, met het oog op het globale der ramingen, met die bedragen niet verhoogd te worden. Nog een andere in onderafdeeling 126 begrepen nieuwe uitgaaf ver dient eenige nadere toelichting, n. 1. de uitbreiding van de opleidings brigade met een 10-tal inlandsche verkenners en twee leerling-verkenners. Blijkens de Memorie van Toelichting betreffende de begrooting voor 1902 (bladz. 25), zou in dat jaar begonnen worden met een proef om een 8-tal inlandsche leerling-topografen op te leiden tot verkenners, aan wie zelfstandige opdrachten zouden kunnen worden verstrekt. Die proef is in zoover niet geslaagd, dat al vrij spoedig bleek, dat zij niet aan de gestelde verwachtingen voldeden wanneer zij zelfstandig moesten optre den. Bijzonder goede uitkomsten werden echter verkregen wanneer zij als verkenners werden toegevoegd aan ambtenaren op hunne dienstreizen in weinig of niet bekende streken of aan staven van militaire expedi- tiën of detachementen, die in dergelijke landstreken moesten optreden. Als zoodanig hebben zij uitstekend voldaan en uitmuntende diensten bewezen. Op grond van die uitkomsten wordt dan ook verwacht, dat men in de inlandsche verkenners, mits te werk gesteld onder daartoe uitgekozen officieren, al dan niet gesteund door een militair detachement, 1) Onderafdeeling 126 omvat den Topografischen dienst.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 610