B. üoorloopig Verslag.
- 1275
Uitgaven in Indië.
Eenige leden wenschten, ook in verband met de omstandigheid dat
voor deze afdeeling 7 ton meer is uitgetrokken dan ten vorigen jare,
aan te dringen op bezuiniging. Deze was, huns inziens, in de eerste
plaats mogelijk ten aanzien der genie. Indien het beheer der militaire
gebouwen en magazijnen werd overgebracht naar het departement van
openbare werken, ware, naar men meende, eene aanzienlijke bezuiniging
te verkrijgen. Ook zouden wellicht sommige gebouwen bestemd kunnen
worden voor gemeenschappelijk gebruik van civiel en militair bestuur.
Voorts werd betoogd, dat aanmerkelijke vermindering van het aantal
officieren van hoogeren rang gewenscht is. Met leedwezen hadden deze
leden gezien, dat door de bevordering van den heer van Daalen thans
twee luitenant-generaals in den Indischen dienst werkzaam zullen zijn.
Ook klaagde men over te snelle bevordering der hoofdofficieren. Voorts
kwamen deze leden op tegen den termijn van twee jaren, gedurende
welken men, naar zij meenden, in een rang gediend moeten hebben om
het daaraan verbonden pensioen te ontvangén. Deze termijn ware huns
inziens op 4 of 5 jaren te stellen.
Anderen verklaarden zich met deze opmerkingen niet te kunnen ver
eenigen. Bepaaldelijk waardeerden zij, dat de Regeering van de gele
genheid, welke de bestaande regeling geeft, gebruik maakte om een
verdienstelijk opperofficier tot luitenant-generaal te bevorderen. Uit deze
bevordering zal slechts eene geringe en tijdelijke vermeerdering van
uitgaven voortvloeien.
Opnieuw werd aangedrongen op wettelijke regeling van de rechtspositie
der Indische officieren. Ook werd opgekomen tegen de wijze, waarop
art. 37 der algemeene order J) voor het Indische leger in de praktijk
wordt toegepast, en verlangd, dat men de chefs zou verplichten ongun
stige beoordeelingen steeds met bewijzen te staven en den beoordeelt en
de gelegenheid te geven zich op eene onpartijdige commissie te beroepen.
Nu de traktementen der subalterne officieren 2) verbeterd zijn, kwam
het enkelen billijk voor, dat de regeling der verlofstraktementen dezer
officieren herzien en in overeenstemming gebracht worde met de thans
geldende activiteitstraktementen.
Voorts werd er door enkelen over geklaagd, dat de officieren, die hier
te lande met verlof zijn en eerst tijdelijke plaatsing krijgen als leeiaar
der Militaire Academie te Breda niet de toelage van f 600 ontvangen,
welke wordt verleend aan de Indische officieren, die de Hoogere Krijgs
school bezoeken.
Gevraagd werd, of de Minister bereid is het schenken van sterken
drank in de cantines te verbieden. Ook verlangde men dat dekwartaals-
gewijze uitbetaling van riddersoldijen, die vaak tot misbruik van sterken
drank aanleiding geeft, door eene wekelijksche zou worden vervangen.
Aangedrongen werd op betere zorg voor het vervoer van militairen
met stoomschepen.
1) "Welke algemeene order? lied.
2) Alleen toch die der le luitenant»! Red.