1276
Vermeld werd, dat de fuselier van Wesel veroordeeld werd tot drie
jaren gevangenisstraf op verklaringen, waarvan de valscbkeid later bewezen
is Gevraagd werd, of de Minister hieromtrent een onderzoek wil in
stellen en zoo mogelijk revisie van het vonnis wil provoceeren.
Gevraagd werd, of er niet een te groot verschil bestaat tusschen de
soldijen van Europeesche en van inlandsche soldaten en of er daarom
geen termen zijn tot verhooging van de soldijen der laatstgenoemden.
Klachten waren vernomen over de trage promotie van hen, die, in de
kaderschool opgeleid, aan de eischen voor korporaal of onderofficier hebben
voldaan, maar dien graad niet verwerven. Gaarne vernam men, of die
klachten gegrond zijn.
Men vroeg of bij de Regeering klachten zijn ingediend over houders
van dagverblijven, die bovenmatige winsten op de door hun verkochte
waren nemen.
Aangedrongen werd op vrijstelling van sportoofeningen op Zondag
voor militairen, die tegen deelneming daaraan bezwaar hebben.
Gaarne zou men vernemen, hoe de Minister denkt over het vormen
van vakvereenigingen van officieren.
De aandacht des Ministers werd gevestigd op een legerorder (no. 28
van 1908), volgens welke het huwelijk van Europeesche militairen met
eene huishoudster geoorloofd is, als zij van onbesproken gedrag is en
een of meer kinderen bij den militair heeft. Men vroeg of de Minister
deze twee voorwaarden niet strijdig met elkander acht.
Vernomen was, dat voor de troepen op Celebes het Koninklijk besluit
van Mei 1895 betreffende de toekenning van toelagen aan gehuwden
door eene gouvernementsbeschikking ter zijde was gesteld. Gaarne ont
ving men ter zake inlichting.
Vermeld werd, dat de familie van een officier, die te Posso na eene
kortstondige bij patrouilleereu opgedane ziekte overleed, uit de dagbladen
he: bericht van zijn overlijden had vernomen. Men drong er op aan,
dat steeds voor spoedige mededeeling door het Departement aan de familie
van overleden militairen gezorgd z u worden, gelijk, naar men meende
gewoonlijk geschiedt.
In strijd met vroegere verklaringen wordt thans in bijlage C van de
Memorie van Toelichting erkend, dat het Indische geweer en de karabijn
M. 95 in sommige gevallen voldoende stopping-power missen. Nu dit
vaststaat, dient naar veler meening gezorgd te worden voor een pro
jectiel, dat minstens evenveel buiten gevecht stellend vermogen heelt
als dat van het Japansche, Engelsche en Duitt-che leger. Het is, meende,
men, zeer goed eischen van humaniteit te doen gelden, maar in de eerste
plaats dient voor de eigen landskinderen gezorgd te worden. Het beroep
op bajonet of klewang werd niet afdoende geacht. Men ontneemt den
militair het zelfvertrouwen, indien men hem een geweer geeft, dat bij
een trefschot den vijand niet in voldoende mate buiten gevecht stelt.
Men verlangde, dat de Minister, zoo noodig in overleg met zijn ambt
genoot voor Oorlog, voor uit vraagstuk eene technische commissie zou
benoemen.
Ten aanzien van het legerschoeisel schijnt in vroegere jaren de inten
dance op onoordeelkundige wijze gehandeld te hebben. Overlegging
werd verzocht van eene circulaire van den nieuw opgetreden hoofd
intendant, waaruit, naar vernomen was, duidelijk blijkt, dat tot dusver