Een officier secretaris-penningmeester nan een 5, D, bakkerij, Onderzeeboof en Derspermijnen Door ündië. 1291 - Uit een der mailbladen knippen we nog het volgende Vuile konkurrenlie. Onder dit opschrift schrijft Hel Volk De Rukkersbondcourant drukt met vette letter Van geachte zijde wordt ons het volgende medegedeeld Te Breda werd drie jaar geleden een bakkerij opgericht door leden van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij. Secretaris penningmeester is een eerste luitenant der infanterie. De inzender vraagt of het kan samengaan, dat men in dienst is van de S. D. A. P. en tevens deel uitmaken van een officierskorps. De geachte inzender schijnt geen onderscheid te kunnen maken tus- schen een bakkerij en de S. D. A. P., laat staan dus, dat hij zou weten, dat de sekretaris-penningmeester eener arbeiders-koöperatie wel diensten bewijst, zeer gewaardeerde diensten, maar daarom nog niet in den gang baren zin van het woord bij haar in dienst is Enz De toelichting, door „Het Volk" gegeven, zal zeker in officierskringen niet zonder meer als afdoende worden aanvaard. Er gaan eigenaardige opvattingen onder onze Hollandsche kameraden voorkomen Verschillende Indische couranten bevatten een uit de N. E. Ct over genomen artikel over de bij de Indische begrooting gevraagde onderzee boot en verspermijnen, welk artikel hieronder is overgenomen Het departement van koloniën pleegt, bij de toelichting der van dit departement uitgaande wetsvoorstellen en andere aan de Volksvertegen woordiging gerichte stukken, eene groote mate van beknoptheid in acht te nemen, meer dan men dit van andere departementen gewoon is. In het algemeen is dit systeem van soberheid voor Koloniën wel te verde digen, omdat bij het groot aantal onderwerpen daarbij behandeld de Indische begrooting omvat zoo ongeveer alle onderdeolen, die in de staats- begrooting voorkomen uitvoerigheid, als regel, niet doenlijk zou zijn. Men kan echter in de bedoelde richting ook te ver gaan, en dit is, om van andere voorbeelden te zwijgen, naar onze meening, o. a. het geval met de toelichting van het voorstel om voor Nederlandscli-Indië een on derzeeboot aan te schaffen. Hiervoor is als eerste termijn op de begroo ting voor 1910 een bedrag van f 50 000 uitgetrokken. Als toelichting lezen wij: „Nu de hier te lande aanwezige onderzeeboot no 1 aan de gestelde verwachtingen ten volle heeft voldaan, wordt het noodig geacht ook voor Indië zulk een boot aan te schaffen, ten einde de noodige ervaring te kunnen opdoen omtrent de bruikbaarheid in de tropen van dit zoo krachtige verdedigingsmiddel." Aldus de N. R Crt. in het nummer van 28 Sept. '09. Uit de verwijzing naar de Nederlandsche onderzeeboot no. 1 en daarop volgende woorden: „zulk een boot aan te schaffen", zou kunnen worden opgemaakt, dat men een duplicaat van de no. 1 wenscht aan te bouwen. Ook in dat geval blijft de vraag te ste len hoeveel het vaartuig, waar voor thans slechts f 50.000 wordt aangevraagd, in zijn geheel zal kos-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 631