- 1292 ten. Dit mag toch de Volksvertegenwoordiging wel weten, als haar een eerste termijn wordt gevraagd. Ook dienen vermeld te worden de kos ten van uitzending naar Indië, die van het eventueel aldaar ineenzetten van het vaartuig, indien het in stukken mocht worden uitgezonden, de in Indië te maken inrichtingen aan den wal en voor bergings- of red- dingmaterieel, de jaarlijks terugkomende bijzondere uitgaven aan onder zeebooten verbonden enz. Wij zeggen dit geenszins als uitvloeisel van mindere instemming met het voorstel zelf. Onze lezers, die belang stellen in de maritieme de fensie van Nederland en Indië, zullen zich herinneren, dat wij herhaal delijk hebben geadviseerd tot het in de eerste plaats in orde brengen van het torpedowezen zoowel boven als onder water, hier en in Indië. Maar de belangstelling der natie in dit onderwerp wordt o.i. juist opge wekt door zooveel mogelijk volledige en vertrouwen wekkende toelich tingen. Wij zijn overtuigd, dat bij de onvoldoende toelichting der voor de onderzeeboot aangevraagde som bij het departement van koloniën niet aan gemis aan deferentie valt te denken, doch de schijn daarvan dient o i. zelfs zorgvuldig te worden vermeden. Wij hebben echter nog een ander en gewichtiger motief om op de voorgenomen aanschaffing eener onderzeeboot voor Indië do aandacht te vestigen. De Nederlandsche onderzeeboot No. 1 van het Amerikaansche type Hollandgebouwd door de Mij. de Schelde voor de Electric boat Co. en, na aan de gestelde eischen te hebben voldaan, voor f 430.000 door den Staat aangekocht voor onze marine, wordt, hoe goed de met haar verkregen resultaten ook waren, niet klakkeloos nagebouwd, doch bij den bouw der tweede onderzeeboot hier te lande worden de wijzigingen toegepast, die de ondervinding met No. 1 heeft aangegeven. De no. 2 krijgt grooter waterverplaatsing, moet, zoowel aan de oppervlakte als onder water, meer vaart maken en zal door hare bewapening met 2 lanceer- inrichtingen tegen I lanceerbuis op de no. 1 een geduchter wapen zjjn. Zij kost dan ook ongeveer f 750,000 in stede van f 430,000. Zal men nu dit verbeterd type Ho. 1 ook als model voor Indië nemen Die vraag is van belang, omdat, als dit het geval mocht zijn, de voor Indië aan te schaffen onderzeebooten eene beperkte werkingssfeer zouden krijgen en dus alleen geschikt zouden zijn voor meer plaatselijke verde diging. Yoor Nederland, met de voor de onderzeebooten aangewezen uitva'havens op korten afstand van elkander, is dit geen bezwaar om op onze geheele Noordzeekust vijandelijke schepen te bedreigen, doch voor Indië staat de zaak anders. Daar kan een vaartuig, alleen geschikt voor de plaatselijke verdediging, dat aan beperkten afstand van zijn operatiebasis is gebonden, niet tevens geschikt zijn om in den geheelen Nederlandsch-Indischen archipel op te treden. De staatscommissie voor de Indische zeemacht heeft dit verschil ge voeld en zij stelt daardoor in haar rapport aan H. M. de Koningin den 22sten Mei 1908 uitgebracht, aan voor Indië bestemde onderzeebooten andere, hoogere eischen. Die eischen heeft zij omschreven in de gehei me, niet openbaar gemaakte, bijlage J. van haar rapport, maar op bl. 36 van dat verslag geeft zij in algemeenen zin aan, dat „de inrichting dier booten zoodanig moet zijn, dat zij zich, onafhankelijk van de hulp van andere vaartuigen, over groote afstanden kunnen verplaatsen en het, wat zeeëigenschappen en logies aangaat, mogelijk is, dat de bemanning,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 632