1308 Instructie. 1 (2) Deze zinsnede is een uitvloeisel van het bepaalde sub le van het Gouv. Besluit van 21 September 1896 No. 10. Het spijt ons, dat deze bepaling gehandhaafd is gebleven, en had men in de samenstelling de afdeelings- en gewestelijk militaire com mandanten gekend, personen die bijna dagelijks met beoor- deelingslijsten te maken hebben, dan zou hoogstwaarschijnlijk de bepaling thans tot het verleden hebben behoord. Door het niet opmaken van beoordeelingslijsten voor 2e lui tenants wordt wel is waar het schrijfwerk bij de chefs ver minderd, doch den betrokkenen wordt onrecht aangedaan, een onrecht bestaande uit het in het vergeetboek doen raken van feiten en wijze van dienen te velde en in het garnizoen, die aanleiding zouden hebben kunnen geven tot hoogst gunstige aanteekeningen in de beoordeelingslijst. Kon dit onrecht vroeger nog eenigszins vergoed worden, door dat chefs, die met hunne officieren meeleefden, bijzondere feiten opnamen in de nota ingevolge 28 (1), thans is het opmaken van deze nota's voor 2e luitenants ook al niet meer toege staan. Kan op deze wijze een 2e luitenant wel ooit bij keuze le luitenant worden? Het is bovendien wel eigenaardig, dat alleen van hen een beoordeeling mag ingediend worden, wanneer hij ongeschikt voor bevordering wordt geacht, en niet wanneer hij bijzonder goed staat aangeschreven. 1 (3) Deze alinea werd bij A. O. 1907 No. 27 gevoegd bij de A. O. 1905 No. 183 en is thans gehandhaafd gebleven. Wij hadden het beter gevonden, dat bepaald was dat bedoelde gewestelijke dienstchefs beoordeeld werden door de boven hen in rang staande afdeelings- en gewestelijk militaire comman danten. Het kan nu voorkomen, dat de gebreken en tekort komsten, in verband met bijzondere werkzaamheden, den niet' beoordeelenden commandant opvallen en dan kan het gebeuren, dat daar dan verder geen haan naar kraait,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 643