757
De nieuise Uitrusting der Engelsche Infanterie (model 1908.)
nationaal gevoel voldoende weerklank zal vinden, zoodat
een aantal vrijwilligers zich aanmelden om te voorkomen, dat
de indringer van hun geboortegrond of van hun tweede vaderland op
onvoorziene wijze ons voor het begin der vijandelijkheden groote nadoelen
berokkent
Van vrijwillig aanbod noch spontane aandrang stellen we ons iets voor.
De wil is er wel, we durven gerust zeggen, bij een overgroot deel,
maar tusschen de wil en de daad ligt een groot veld, dat zooveel moeilijk
heden schijnt op te leveren dat de wil meestal niet verder komt dan de
luie stoel, waarin de gelukkige eigenaar van die wil ligt.
De rest moet ook eigenlijk „ze" maar doen.
Biedt het denkbeeld iets aanlokkelijks, dan zal de uitvoering gezocht
moeten worden bij de landheeren en ondernemingen, in de nabijheid
gelegen. Deze af te reizen, op te wekken, uit te noodigen tot dat doel,
kan een resultaat geven, vermoedelijk meer onverwacht, dan op gerekend
wordt. Een arbeidsveld voor de stafofficieren, mits plaatselijke of gewes
telijke weerbaarheidsvereenigingen meer dan nu de belangstellende zorg
en hulp van het Gouvernement genieten, zoodat do leden voelen hoe
hun werk op prijs wordt gesteld.
Staat de schutterplicht in een hatelijk licht, weerplicht met schietpliclit
zullen in de plaats daarvan liever vervuld worden, en een last vormen
die iedere man gaarne op zich zal nemen. Een deel van die algemeene
last kan dan worden omgezet in de hier bedoelde taak, opgelegd aan
de naastomwonenden in dier voege, dat hun weerplicht ligt in de be
waking van de aan hun zorg toevertrouwde kunstwerken enz.
De moeite is zeer gering, gevaar is er zoo goed als niet aan verbonden
en toch zou aan Regeering en Leger een groote, misschien onschatbare
dienst beweren worden.
Wie geeft het voorbeeld? Ks-
Dit model is gegrond op de verdeeling van de uitrusting in eene voor
het gevecht en eene voor den marsch.
De uitrusting voor het gevecht bevat slechts datgene, wat voor het
gevecht onontbeerlijk is, n. 1. het geweer, de bajonet, de munitie, het pio
niergereedschap bij den man, water, vivres voor één dag en het reserve-
ration (gedragen in een zak, welke aan den gordel ter hoogte van de
linkerheup hangt.)
De uitrusting voor den marsch bestaat uit het volgende: Kapotjas,
hoofddeksel, een paar schoenen, eetgerei, tandenborstel, kam, haarborstel,
scheermes, zeep, servet (in den ransel).
De ransel kan van de rest van de uitrusting gescheiden worden. Daar
door wordt het mogelijk, dat de soldaat normaal zijne geheele uitrusting
bij zich kan hebben, en, zoodra een gevecht op handen is, zich van zijn
ransel kan ontdoen, in plaats waarvan hem, indien noodig, meer munitie
kan worden verstrekt.
De voornaamste eigenschappen van deze uitrusting zijn de volgende:
a. Alle onderdeelen der uitrusting zijn met elkaar verbonden, zoodat
men haar zeer gemakkelijk kan omhangen en afdoen, en het zeer moeilijk
is, een der onderdeelen te verliezen.