773 De juist-snelle aanslag. „Infanterist" bespreekt in de Locomotief van 12 Juni eene brochure van Luit. J. J. Riel van de Kol. Reserve die, voorstander van de methode Fabius, den heer Lagerwerff geantwoord heeft op diens bedenkingen tegen de nieuwe schietopleiding. In de brochure wordt ook eene wijziging van het geweer M. 95 aan gegeven, volgens den S. noodzakelijk en door dezen uitgevonden, die het doordrukken van den trekker belet, als het geweer niet in den schouder is geplaatst. S. zegt daarvan: Door mij en den mr. geweermaker Peijffers is dat mechanisme ge construeerd. Een in de kolfplaat aangebrachte knop. welke het mechanisme in werking stelt, is zoodanig geplaatst, dat er zekerheid bestaat, dat ze bij het in den schouder brengen van het geweer ingedrukt wordt, terwijl ze even min door zand of vuil in hare werking kan worden belemmerd. Omdraaien dier knop stelt het mecharisme buiten werking, dat overigens in zijn geheel in de lade is aangebracht, zoodat beschadiging volstrekt uitgesloten is. In aanmerking nemende, dat juist gedurende die gevechtsperioden, voor welke het mechanisme onmisbaar is, de schiethandeling in de lig gende houding verricht zal worden en er dus geen sprake van kan zijn, dat de kolf b.v. tegen het dijbeen of de borst gedrukt wordt, wordt de soldaat dus inderdaad gedwongen het geweer in den schouder te brengen. Daar op het oorlogsveld het omleggen der haanpal zoo niet altijd, dan toch zeer dikwijls vergeten zal worden, is het mechanisme tevens een afdoend veiligheidsmiddel". De heer van Riel, die zich voorstander van de methode-Fabius noemt, is naar onze meenig toch nog niet diep genoeg daarin doorge drongen. Bij eene juiste toepassing van die methode zijn deze en der gelijke mechanismen (er zijn er al meer aangekondigd) overbodig. De nieuwe schietopleiding beoogt, van den aanslag een geheel werktuigelijke beweging te maken, maar zoodanig, dat de aanslag, behalve snel, ook juist is, in alle opzichten, dus ook voor wat betreft het brengen van de kolf tegen den schouder. Tot- staving van deze bewering nemen we nog het volgende uit het Loc.-artikel over: Wijzende op den schaatsenrijder, die vliegensvlug over het ijs glijdt, niet meer denkende aan de groote samengesteldheid en moeilijkheid zijner bewegingen, en die, plotseling komende voor een hindernis, in tiende deelen van een seconde, onbewust besluiten neemt tot andere samen gestelde bewegingen, vaak tegengesteld aan de automatische van het schaatsenrijden, vergelijkt Fabius de genoemde bekwaamheden met de stil lig-roos-bekwaamheden van den vredesschutter, waar niets van te recht komt, wanneer onrust, verrassingen, enz. hun invloed doen gelden. Van waar vraagt hij die tegenstelling in twee takken van sport, bij overigens geheel dezelfde menschen Op de Nederlandsche hardrijderijen zullen percentsgewijze evenveel zenuwachtige deelnemers zijn, als bij de Kederlandsche schietwedstrij den. Ziet men echter op hardrijderijen ooit goed geoefende deelnemers doen als ongeoefendenpoedelen? Van waar dat verschil?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 99