775
Katholieke Cadeflenciub.
De Wiite Uniform.
gagement geniet en gedurende welke gij door het gouvernement in de
gelegenheid gesteld wordt u te bekwamen voor een later, mede in den
dienst van datzelfde gouvernement te bekleeden betrekking waarmede gij
een eerlijk stuk brood verdienen kunt. En wat dat wederzijdsch vertrouwen
aangaat tusschen regeering en den Indiër, toont van uw zijde dat vertrouwen
waard te zijn, legt uw eigen terughoudendheid, uw wantrouwen af, en gij
zult zien dat van alle zijden u de hand wordt toegestoken om u te steunen in
uw streven naar beter ontwikkeling en opheffing, doch gij begrijpt immers
zelf wel, dat toenadering van beide kanten komen moet en dat wederzijdsch
hecht vertrouwen moet gevestigd zijn op door u betoonden goeden wil en
deugdelijke werkzaamheid?
In verschillende Hollandsche en Indische bladen lazen we het bericht
dat op de K. M. A. eene Katholieke cadettenclub zou zijn opgericht,
terwijl een Nederlandsch correspondent van de Java-Bode wist mee te
deelen, dat Z K. H. Prins Hendrik het beschermheerschap daarover heeft
geweigerd.
Het Alg. Hbld. van 26 Mei schreef over die oprichting
„De bedoeling moge het niet zijn, maar scheiding brengt zulk een
vereeniging toch. Tot nu toe zullen de cadetten nauwelijks van elkaar
geweten hebben tot welk kerkgenootschap zij behoorden, in elk geval er
niet op gelet hebben. Dat zal anders wordener worden hekjes gezet,
er moet nu natuurlijk een antirevolutionnaire cadettenclub ook komen,
en waarom dan geen vrijdenkersvereniging? Schuttingen, religieuze
schuttingen zetten. Alles doen, opdat de stemming van heden bij het
nageslacht blijve bestaan!
„Waarlijk, het is een droevig schouwspel. Een klein volk zooveel
mogelijk verdeeld, burgers van één land elkaar zoo min mogelijk ver
dragend
De cadetten, leden van deze club, hebben al een hoogst eigenaardige
en tot dusver in het Leger niet gangbare opvatting van kameraadschap.
Hoe eer die vereeniging verdwijnt, hoe beter. En dan zullen we
trachten te vergeten, dat ooit zoo iets op het oude Kilacadmon kon uit
gebroeid worden.
Waarlijkhet is een droevig schouwspelEn dat nog wel in een tijd,
waar elders buiten ons land, met kracht tegen alles wat verdeeldheid
wekt, wordt geijverd.
Het is een algemeen bekende grief van de officieren tegen de nieuwe
witte uniform, dat behalve dat zij zoo foei-leelijk en ongekleed is, het
distinctief voor den officiers rang zeer onvoldoende moet worden geacht.
Een verschil tusschen een paar geborduurde sterretjes en een paar dito
cirkeltjes is overdag slecht en 's avonds in 't geheel niet te zien.
Dit zou nu niet zoo erg zijn, al is het uit een militair en maatschap
pelijk oogpunt af te keuren dat geen duidelijk onderscheid meer bestaat
tusschen officieren en onder-officieren, want de officieren, die niet meer
in 't bezit zijn van de oude uniform, vergeten bij 't uitgaan eenvoudig de