De Uerouering der flllah-sfellingem Met 2 schetsen.) Den 11 den Februari 1907, marcheerde een colonne, ter sterkte van 3 groepen infanterie van het L. H. 15e Bat. en 1 briga de maréchaussée, onder Co. van den kapitein Michielsen van Paboaran naar Kalassi, met het doel Poang Tikoe verder te vervolgen en de vijf gewonden, bij de opruiming der Ambisso- stellingen verkregen, naar het bivak Kalosi door te zenden. Volgens spionnenberichten zou n.l. Poang Tikoe van het Ambisso naar het Allah- complex gevlucht zijn, alwaar de in opstand gekomen bevolking der omliggende streken zich zwaar versterkt had in een reeks versterkte kampongs, bentengs en loopgraven. De totale bezetting werd geschat op 1000 man met 300 geweren. In den loop der volgende dagen werden de Allah-stellingen, voornamelijk van Z. O. richting verkend, omdat zich in éen dier bentengs Poang Tikoe zou ophouden. Bij deze verken ningen bleek werkelijk, dat de geheele bevolking in den omtrek aan het verzet deelnam, aangezien onze patrouilles in het ter rein steeds onder vuur bleven. Met de geringe beschikbare macht was het niet geraden een aanval op de zwaar versterkte stellingen te wagen. Den 18den Februari meldde zich echter een spion, die den weg wist naar de benterg, waar Poang Tikoe zich ophield. De colonne comm. besloot denzelfden nacht deze benteng uit Z. O. richting te overvallen, zie schets II. Begunstigd door lichte maan en een fijne motregen werd Deze landstreek ressorteerde niet onder het gebied van kapitein Michielsen, civiel gezaghebber te Raote Pao, oorspronkelijk werd slechts ter achtervolging van het voort vluchtige Toradja- hoofd Poang Tikoe in het Zuidelijker gebied geageerd, terwijl toen nog niets bekend was van de vijandige gezindheid der bevolking in die streken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1909 | | pagina 120