bosse Schetsen uit een tenen te \7elde,
(Vervolg van bladz. 720).
Uren duurde de marsch langs gampongpaden en Pedië-rvier
in de richting van Garot. Niet, omdat die afstand zoo groot
was, maar wel omdat het terrein onbekend en de berichten
over de stellingen van Pedirees en den wel bekenden Teukoe
Oemar nog vaag waren. T. Oemar, de uit Groot Atjèh voor
onze troepen gevluchte, met zijne bende bewapend met eenige
honderden beaumont-geweren, (door onszelf gegeven), zou dan ge
holpen door dien fanatieken Pedirees onze tegenstander zijn.
Na eene omtrekkende beweging in Zuid Westelijke richting,
werd dan ongeveer tegen den middag nagenoeg evenwijdig aan
die Pedië-rivier, midden in de groote sawah's, die later bleken
door de Pedireezen te zijn onder water gezet, in een breed
front ontwikkeld met de Maréchaussée en één Bataljon in
voorste linie en de Cavalerie, ook door die sawah's, rechts
verkennend vooruit.
Nog was, na die ontwikkeling en opmarsch, alles in den
omtrek doodstil en was er, behalve ongeveer een uur vroeger
een waarschuwingsschot geen ander schot gevallen. Het sig
naal „het geheel voorwaarts" schetterde over de vlakte; de
Cavalerie naderde den rand van den grooten garnpong tot op
ongeveer 500 meter en toen zij begon uit te zwermen om het
front voor de Infanterie vrij te maken en de vleugels te gaan
beveiligen, brak plotseling over dat geheele front, in dien
langen gampongrand, een oorverdoovend vuur los, dat zich
teekende in grootere of kleinere rookwolken en waarin mak
kelijk het geluid van zware en lichte knallen duidelijk te
onderscheiden was.
De troepen waren dus thans „in het vuur".
Menigeen van U, onervaren officieren, voorgelicht door ver
schillende krijgsverhalen in uwe jeugd gehoord of gelezen, weet