Pionier- o\ Genieoffieieren
De slechte bevorderingskansen die in de laatste jaren bij het
Wapen der Infanterie heerschen, met daar tegenover de buiten
gewoon vlugge, zelfs eenigszins onnatuurlijke promotie bij het
Wapen der Genie, moeten voor de toekomst te denken geven.
Terwijl toch in den boezem van het hoofdwapen een steeds
grootere ontevreden geest voortwoekert door het besef, dat het
wapen dat de meeste diensten presteert, het grootst aantal jaren
op bevordering moet wachten, ziet het er voor dat der genie
misschien nog wel zoo donker uit. Uitgezonderd zij, die dooi
de momenteele bevorderingskansen zoogenaamd boffen, moet ook
onder de genie-officieren groote afgunst heerschen waar de een
in bijna de helft van het aantal jaren denzelfden rang behaalt
als de ander, maar hebben bovendien de jongeren, wanneer die
goede tijd voorbij is, voorlopig geen uitzicht op promotie en
zullen, verwend als zij waren door de betere kansen van hunne
voorgangers, dien slechten tijd niet afwachten, maar zoo spoedig
mogelijk in een anderen tak van dienst eene betrekking met
betere vooruitzichten zoeken.
Wanneer er dus eene regeling getroffen kan worden, waardoor
het eene wapen kan worden bevoordeeld zonder dat dit zou gaan
ten koste van het andere, zou het Legerbestuur al vast een
stap vooruit zijn, om bovenbedoelde moeilijkheden te verhelpen.
Dat deze regeling voorhanden is, moge blijken uit onderstaande
verhandeling over de vraag, of een gedeelte van het werk der
genie-officieren niet kan overgenomen worden door hunne collega's
van de infanterie en zoo dit zal blijken wel het geval te zijn,
zal daardoor de formatie van de Infanterie met evenveel plaatsen
kunnen worden uitgebreid en den genie-officieren een werkkring
gegeven worden, die meer in overeenkomst is met de opleiding,
die zij daarvoor genoten hebben.