Taciische Correspondentiecursus.
(Vervolg ran biz, 882).
Bij de uitvoering van opdrachten, als die, welke de vakcommandanten
thans uit te voeren hebben, moet men uitgaan van de hieronder volgende
beginselen.
Een gedeelte der beschikbare troepen wordt bestemd voor de onmid
dellijke beveiliging. Kunstwerken, zooals bruggen, viaducten en tunnels,
voorts de stations en halten met hunne laadplaatsen, waterreservoirs,
kolen voorraden, telegraafkantoren, rollend materiëel, gelegenheden om
van spoor te verwisselen, enz., worden dus van eene vaste bezetting
voorzien, de baan zelve wordt bewaakt door patrouilles op lowries,
spoorwegrijwielen, e. d., welke tevens de verbinding tusschen de bezette
punten onderhouden.
De sterkte der vaste bezetting van de belangrijke punten wordt geregeld
naar het meerdere of mindere belang, dat zij hebben, naar hunne ligging
ten opzichte van de meest waarschijnlijke naderingsrichting van de tegen
partij zij wordt in elk geval zeer zuinig berekend, opdat zooveel te
meer troepen bestemd kunnen worden voor de reserve in handen van
den Vakcommandant, om te worden ingezet, waar de handelingen van
de tegenpartij zulks noodzakelijk maken. Toepassing van de veldver-
sterkingskunst zal het mogelijk maken veel op de hier bedoelde veilig
heidsbezettingen uit te sparen.
Dat deze veiligheidsbezettingen moeten blijven op het punt, dat zij te
dekken hebben, spreekt van zelf, zou men denken. Toch ziet men in
de practijk meermalen, dat zij het hun toevertrouwde kunstwerk laten
bewaken door bv. een korporaalspost, terwijl zij zelve op eenigen afstand
verblijven, omdat het logies er zooveel beter is. Zoo bevond zich de
bezetting van de spoorbrug bij Fontenoy, gedurende de bekende over
valling op 22 Jan. 1871, op een afstand van 700 M. daarvan verwijderd x).
Behalve de reserve—of het gros der voorposten2) en de afdeelingen
voor de onmiddellijke beveiliging zijn nog noodig afdeelingen, welke
naar 's vijands zijde worden vooruitgeschoven om zijne nadering te melden
en te vertragen en die dus ten opzichte van het geheel den voorposten-
dienst verrichten.
Al naarge'ang hetgeen men omtrent den vijand weet, zal de dekking
aanvallend, dan wel verdedigend geschieden 3). Krijgt de bevelhebber
den indruk, dat hij moreel en materieel de meerdere van den naderenden
1) Grroszer General stab. Kriegsgeschichtliche Einzelschriften. Heft 2.
2) Yerg. L B. Y. 105, Sde zinsnede.
3) De invloed van het terrein blijft hier buiten beschouwing, daar hierover reeds
op blz. 572, ad 2 geschreven is.