713
voor een deel toe te schrijven aan de omstandigheid, dat in
Duitschland geen reserve aan koloniale troepen aanwezig was,
en dus alles geïmproviseerd moest worden, de voornaamste ver
klaring is te zoeken in politieke beweegredenende Regeering
wilde niet te veel op eens aan den Rijksdag vragen.
Het komt ons echter voor, dat de Rijksdag onmiddellijk na
ontvangst der eerste onheilstijdingen meer tot toestaan van
groote versterkingen geneigd moet zijn geweest dan later.
Tot de aankomst der versterkingen uit Europa was eigenlijk
geen bepaald systeem gevolgd om den vijand afbreuk te doen. De
Gouverneur bevond zich nog in het zuiden bij de Bondelzwarts
en had de leiding der operatiën in 't N. nog niet op zich
genomen; de bezettingstroepen beperkten zich tot het afweren
der aanvallen des vijands en de 2e veld-compagnie snelde ter
hulp waar de nood 't dringendst was; de landingsdivisie der
„Habicht" had voorloopig niet veel anders gedaan dan Karibib
bezet houden.
Deze eerste periode was aan Duitsche zijde strategisch vol
strekt defensief. Omaruru, Okahandja en "Windhoek waren
begin Februari buiten gevaarde spoorbaan werd niet direct
bedreigd en aan haar herstelling werd gewerkt. Gobabis en
Otjimbingwé werden nog bedreigd, van't N. ontbraken berichten,
de verbinding met Outjo was verbroken. Nadai de versterkingen
zouden zijn aangekomen, moest derhalve het eerste doel zijn de
bedreigde plaatsen ontzetten, het verband herstellen en vervolgens
tegen den vijand oprukken. De afdeeling Winkler (de aflos
singstroepen) werd daarom ook naar Gobabis gedirigeerd; de
Herero's gaven het beleg van die plaats op, toen het detache
ment nog op twee dagmarschen ervan verwijderd was.
{Wordt vervolgd.)