1233
c. den peildienst.
Hoewel deze volgorde eenigszins oneigenlijk is, heb ik zege-
kozen omdat ze mij bij de behandeling der stof het gemaklijkst
voorkomt.
a. Het vuren.
Het vuren te Soemedang heeft geleerd, dat aan de vuurlei
ding in bergterrein belangrijk hoogere eischen worden gesteld
dan aan die in vlak terrein; voor een deel is dit te wijten aan
de omstandigheid dat de bestaande schietregels gemaakt zijn voor
vlak terrein en in enkele gevallen in bergterrein onbruikbaar
zijn, waardoor aan het inzicht en het initiatief van den vuur-
leider bijzonder hooge eischen worden gesteld.
Die schietregels zelf om die redenen te wijzigen, komt mij
niet gewenscht voor, omdat zij niet anders behooren te bevat
ten, dan eenige recepten hoe te handelen in volkomen normale
omstandigheden (dus vlak terrein); de vuurleider dient dan in
de honderd en een gevallen die niet normaal zijn, te handelen
naar de omstandigheden, waarbij de bestaande schietregels hem
tot richtsnoer moeten dienen.
Voor een ander deel is de moeilijkheid der vuurleiding te wij
ten aan de omstandigheid, dat het ondoenlijk is om in het vuurbe-
vel het schietplan zóó gedetailleerd op te nemen als volgens
de bestaande opvattingen o a- op het oefeningsterrein te Ba-
toe-Djadjar geschiedt.
Daar, dus in vlak terrein, biedt onder overigens volkomen
normale omstandigheden, deze wijze van handelen weinig be
zwaren en wordt de taak van den vuurleider teruggebracht
tot een zuiver machinale.
Geheel anders is het in bergterrein.
Daar moet aan den vuurleider een grootere mate van vrij
heid worden gelaten, omdat het terrein een belangrijken invloed
uitoefent op de wijze van schieten en van uit het G.S.K. (c.q. afd.
station) niet altijd van te voren kan worden uitgemaakt op
welke wijze die invloed zich zal doen gelden.
Alvorens hierover verder uit te weiden, wil ik eerst
trachten een beeld te geven van enkele moeilijkheden, die zich
bij het schieten in bergterrein kunnen voordoen wellicht zijn er
nog veel meer, doch die zijn mij dan voorloopig onbekend.
I. M. T. 1909 s>