127 als onze Javanen eene uitzondering op dezen regel voi melen, als wij in onzen Oost alweer het monopolie van iets heel bij zonders hadden. Allereerst .moeten de Javanen eivan door drongen zijn, dat hunne en onze belangen samengaan in een oorlog tegen een buitenlandschen vijand; zijn zij dit niet, dan zullen zij evenmin in den kleinen oorlog veel goeds uitlichten. Maar ook zijn noodzakelijk grootere toewijding en oordeelkun diger optreden als thans bij de opleiding van Inlanders dikwijls aan den dag gelegd worden. 1) Wat Javanen ondei goede aan voering vermogen, hebben wij zelf in den Java-ooi log ondei von den, terwijl ook hunne houding tegenover de Engelschen in 1811 moed geeft voor de toekomst 2). Eene vergelijking met Japanners gaat niet op, volgens O vei ste Hering, want „de Japanner is steeds de gelukkige bewoner van een onafhankelijken staat geweest, terwijl de Javaan eeuwen lang onder vreemde heerschappij heeft geleefd". Dat de Javanen eeuwen lang onder vreemde heerschappij geleefd zouden hebben, lijkt mij eenigszins overdrevenhet is ternauwernood driehonderd jaar geleden, dat de Oost-Indische Compagnie vasten voet op Java kreeg; eerst in den loop der achttiende eeuw verwieif zij ten nadeele der Vorsten van Midden-Java veel grondgebied en zelfs nu nog leven eenige honderdduizenden Javanen onder hunne eigen vorsten. En, om op de Japanners terug te komen, onder het Shagoennaat, dat nog geen halve eeuw tot het ver leden behoort, heerschten in het Rijk der Rijzende Zon zuivei Oostersche toestandenalleen de kaste der Samoerai s namen eene bevoorrechte plaats in. Wat Overste Hering verder laat volgen 3) over het verschil tusschen een militair stelsel met een aanvallende en een met verdedigende bedoelingen, komt mij maar zeer betrekkelijk juist voor. Immers, ZHEGL hecht ook bij een verdedigend leger- stelsel groote waarde aan een krachtig aanvallend optreden en nu is het mij niet duidelijk, waarom in het eerste geval dat aanvallende optreden geheel anders moet plaats hebben dan 1) Zie V, blz. 411 2) Zie Hooijer, krijgsgeschiedenis van Nederlandseh-Indië, i, blz. 15 en Mijer, Geschiedenis der Uederl. Oost-Indische bezittingen onder de Fransche heerschappij, blz. 109 3) VII, blz. 736 en 7S7.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 139