130 geheel uiteengeslagen is, dan kan men als laatste toevlucht den kleinen oorlog te baat nemen, maar het is meer dan twijfelachtig, of er dan nog veel afdeelingen. benden of troepen den vereischten ondernemingsgeest zullen bezitten. Derhalve moeten bewapening en organisatie in de eerste plaats rekening houden met de eischen, die, blijkens de krijgsgeschiedenis van vroeger en later jaren, aaneen „echt" leger worden gesteld; daarnaast kan men, gebruik makende van plaatselijke omstan digheden, een zeker aantal z.g. lichte troepen stellen. Doch deze lichte troepen dienen dan uitsluitend om de taak van het eigenlijke leger te verlichten. Thans blijft nog over te bespreken de sterkte van het leger, dat Java moet verdedigen. Dat leger moet zoo sterk mogelijk zijn, zoo sterk, als onze ünancieele draagkracht maar eenigszins toelaat. Maar dit is eene nietszeggende gemeenplaats; over geen zaak als juist over die financieele draagkracht loopen de meeningen zoozeer uiteen. Zoolang echter de uitgaven voor expeditiën op de oorlogsbegrooting voorkomen, kan men zich geen juist oordeel over de kosten onzer militaire organisatie vormen. Meer eigenaardig behooren die uitgaven op de begrooting van Binnenlandsch Bestuur, maar dat zal wel altijd een vrome wensch blijven, waarvan de vervulling trouwens ook op vele practische bezwaren stuit. Houdt men echter ook voor de toe komst aan het eindcijfer der tegenwoordige oorlogsbegrootingen als een soort maximum vast, dan kan op uitbreiding van onze legersterkte gerekend worden, daar de expeditiën op de buiten bezittingen binnen afzienbaren tijd tot de geschiedenis zullen behooren. Met eene toepassing van de voor zooveel noodig ge wijzigde denkbeelden, op den 6de Mrt. 1902 door den toenmaligen kapitein W. R. de G-reve verkondigd in de Yereeniging ter beoefening van de Krijgswetenschap, zouden wij voorloopig al veel geholpen zijn. J. C. Pabst. naschrift. Na het verzenden van het bovenstaande, kreeg ik de November aflevering van ,,De(n) Indische(n) Gids" in handen, waarin Boeka onder den titel „Indië Weerbaar" de deelneming der Inlandschebe volking in een oorlog tegen een buitenlandschen vijand bespreekt-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 142