146
worden, het aanvullen der munitie of het veranderen van stel
ling eenigszins worden bemoeilijkt, m. a. w. het vuur belooft
slechts geringe uitwerking.
Doch ook waar G.-vuur mogelijk is, doen zich nog bezwaren
voor
le. is de voorraad granaten vrij beperkt (in Nederland 18
der munitieuitrusting.)
2e. van granaten die niet in het doel zelf aanslaan, wordt zeer
weinig uitwerking verkregen. De eerste omstandigheid gaf den
stoot tot de pogingen een bruikbaar eenheidsprojectiel te con-
strueeren, doch ook met het tweede bezwaar dient men bij het
ontwerpen van een dergelijk projectiel zooveel mogelijk reke
ning te houden.
Omtrent het vuren met brisantgranaten op schildartillerie
heeft men in het algemeen de volgende ondervinding opgedaan
a. een voltreffer stelt in den regel het stuk met de bediening
buiten gevecht;
b. een aanslag onmiddellijk naast een stuk stelt bijna de
geheele bediening buiten gevecht;
c. van een aanslag zijwaarts doch op grooter afstand van
een stuk neemt de uitwerking zeer sterk af met het toenemen
van den afstand;
d. schoten hebben noch op de in batterij staande stuk
ken, noch op het daarbij aanwezige personeel eenige uitwerking;
e. schoten, zelfs zeer dicht vóór het doel aanslaande,
hebben zeer weinig of geen uitwerking, daar de scherven uitslui
tend in zijwaartsche richting werden weggeslingerd; alleen de
kop van het projectiel, die gewoonlijk heel blijft, kan toevallig
nog eenige schade te weeg brengen.
Bij de nieuwste constructie der brisant Gk. E. v. E. is er
naar gestreefd de uitwerking der schoten in de gevallen c en e
bedoeld, te verhoogenhet laat zich aanzien dat dit vraagstuk
op voldoend bevredigende wijze is opgelost. Aanslagen links
en rechtsvoorwaarts van het doel kunnen nog voldoende uitwer
king hebben tegen de achter de schilden opgestelde bedienings
manschappen, daar deze zich toch niet voortdurend tegen de
schilden kunnen aandrukken.
Met het projectiel-Gooszen zou wel de uitwerking der onder