154 In ons schietvoorschrift uitgave 1900 96 tweede alinea. 103 laatste alinea. In het Regl. Inf. I uitgave 1901 punt 120. Langzaam vuren. In den tweeden zin In ons schietvoorschrift uitgave 1903 61. en verder aan het slot der eerste alinea: 71 derde alinea. In den voorlaatsten zin van deze paragraaf. 74 eerste alinea. id. laatste gedeelte eerste alinea. 74 derde alinea. id. vierde alinea. «Het bovenlijf een weinig vooroverbuigende, het geweer voorwaarts en met «beide handen vlug omhoog brengen enz." »Als voorbereiding tot het vlug in den aanslag brengen en daarin houden van «het geweer worden vooraf de betrekkelijke gymnastische oefeningen met het ge- »weer beoefend." «Het geweer moet niet alleen vlug in den aanslag, maar ook vlug in de rich ting gebracht worden enz." «tegelijkertijd het geweer met beide handen vlug en nagenoeg horizontaal «omhoog brengen." «Door deze oefeningen leert de man het geweer in verschillende houdingen «vlug en te juister plaatse tegen den rechter schouder brengen." «zij worden met uitzondering van het richten op een bepaald punt, uitgevoerd, «zooals voor het aanleggen bij het langzaam vuren in de S.S. bepaald is en «met de oefeningen in het aanleggen volgens 68 van dit voorschrift door veel- «vuldige herhaling grondig beoefend." «Vlug aanleggen is daarom'een eerste eisch, zal de schutter niet reeds moe zijn «voordat het schot afgaat." «Daarom mag het eenmaal genomen drukpunt niet meer worden losgelaten «en moet, zoodra het mikpunt ten naaste bij gevonden is, de vinger geleidelijk «gesloten worden enz." «Bij het beoefenen van het salvovuur en van het snel vuren komt het er vooral «op aan dat vlug geladen en gericht wordt en dat ook hierbij het aftrekken «door een snel opvolgende, doch tevens geleidelijke sluiting van den vinger, «niet door een plotselingen ruk, plaats heeft." «en den schutter leeren zich den horizontalen aanslag eigen te maken." «De onderwijzer wake, dat ook bij het snel vuren gericht wordt." «De man kan eerst geacht worden in het voorgaande voldoende bedreven te «zijn, wanneer zijne armspieren zoodanig gestaald zijn, dat hijaannemende dat hij «tevens behoorlijk laadt en aftrekt 15 goed gerichte schoten in een minuut op «den afstand van 200 M. en minstens 12 op den afstand van 300 M. kan afgeven."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 166