176 zoowel eigen- als tegenpartij op zoo'n schunnige, indisciplinaire manier, dat zelfs plaatselijk-militaire commandanten zich met de zaak moesten bemoeien. De voorbeelden zullen we vanwege die sloot met de oude koeien maar achterwege laten. Daargelaten, dat de minderen dolgraag officieren-leiders hebben juist om questies te voorkomen en uit den weg te ruimen, meen ik voldoende de noodzakelijkheid van officieren-leiders aangetoond te hebben, en daarmee ook van officieren-meespelers. Nu is de vraag maar: „wordt onze discipline er door geschaad"? Het weinigje ervaring, dat ik op dit gebied heb, heeft me geleerd, dat zulks noch bij Europeanen, noch bij Amboineezen, noch bij Soendaneezen het geval is, integendeel, dat een officier, die zich ook buiten zijn diensturen met zijn minderen bezig houdt, ten allen tijde, ook al heeft hij geen uniformjas aan, op meer respect en daaruit voortvloeiende gehoorzaamheid mag rekenen dan zijn collega, die zulks uit beginsel noch in, noch buiten dienst doet. Men verlieze vooral niet uit het oog, dat de kunst van voet ballen niet uitsluitend bestaat in het trappen van den bal, doch dat door eiken voetballeider, en door officieren wel het meest, op netheid, correctheid gedurende den heelen loop van het spel gelet wordt, iets wat ons slag van fuseliers heusch niet aan geboren is, doch dat onze makkers hun moeten leeren. En al hadden ze geen andere verdienste, dan verdiende alleen reeds het streven om den weinig-beschaafden fuselier tot een netten voet baller te vervormen, zoodat de meest-beschaafde sportsmen gaarne tegen hen in 't veld treden, aanmoediging en meewer king van de zijde onzer chefs. Het spreekt vanzelf, dat dit den man niet in een vloek en zucht te leeren is, en er zullen dus onder een willekeurig elftal nog wel individuen schuilen wier netheid en correctheid nog te wenschen over laat, doch dat komt langzamerhand wel terecht. Heeft dan een man geleerd zelfs in de moeilijkste en span. nendste oogenbliken (wanneer zelfs officieren fouteeren), te genover eiken meespeler, en zeker tegenover eiken officier, zich blijvend behoorlijk te gedragen, dan zal hij zulks in dienst wanneer hij volkomen kalm is, althans niet onder die enorm-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 188