5chietDoorscfirift der Snfanterie, 188 Hu het nieuwe schietvoorschrift voldoende tijd in gebruik is om de ge bruikers gelegenheid te geven, zich een oordeel daarover te hebben ge vormd, komt het mij nuttig voor door het oefenen van critiek meerdere belangstellenden te brengen tot het uiten hunner meening. Allereerst de vraag: zijn we er met dit voorschrift op vooruitgegaan? Ik kan hierop met volle overtuiging antwoorden ja, en hoop en vertrouw, dat velen dit met mij eens zullen zijn. Immers het valt niet te ontkennen, dat door het rekening houden met den factor tijd en de veel grootere snelheid van de schiethandeling (laden, vullen, aanslag enz.) de schutter veel meer wordt geoefend in het gebruik van zijn schietwapen zooals hij dit in het gevecht wil en moet. Wil en moet, want de eeuwenlange ondervinding bewees telkens, dat de schutter op het gevechtsveld een heel ander wezen was dan die van de schietbaan en laten we ons niet wijsmaken, dat in deze „eeuw vaD de zenuwen" deze loestand er op verbetert nu de techniek bovendien de gelegenheid opent op een schijnbaar leeg slagveld door een onzichtbaren tegenstander op duizende meters afstand buiten gevecht te stellen. Zelfs niet al drukken we met de vetste letters de eisch „Kalmte" in onze voorschriften. Wat trouwens niets nieuws zou zijn. Steek maar eens een draad door een naald in een brandend huis, dat op instorten staat. Wanneer we hierboven dan ook spraken van critiek, doelde dit meer op de methode dan op de grondbeginselen van het voorschrift. Terecht is in de grondbeginselen aangegeven, dat de schutters de grootst mogelijke vaar digheid in het brengen hunner sch' ten in de verschillende gevechtsdoelen moet worden bijgebracht M. i. zijn dit lage, breede doelen, altijd en overal en moet dus een fout in de hoogte zwaarder worden aangerekend als eenzelfde fout in de breedte. Deze axioma heeft niet tot basis gediend in de methode of juister leergang en dit is m i. een groote fout. Zie b. v. de oef. van 35 en 36. Daar wordt geschoten op de strook- schijven en de figuurschijven. Een schutter, die b v. op de rompschijf schietend in de kop raakt, heefr een treffer, niettegenstaande hij een afwij king van bijna M. in de hoogte heeft Had hij evenwel een afwijking van M. in de breedte dan was zijn schot een misschot. Hoewel in mindere mate geldt dit toch ook voor de borst-en kopschijf. Zeer terecht heelt de kapitein Fabius van het Hollandsche Leger betoogd, dat een vrij willekeurige lijn als de grens eener figuur nooit tot maat mag dienen voor de grootte der schietloot in een opleiding. En opleiding blijft het tot op het gevechtsveld. Op de vredesschietbaan moet de schutter er naar streven zijn afwijking zoo klein mogelijk te maken en vooral in vertikale richting. Geef den schutter wel een oorlogs doel (romp, borst, kop) als mikdoelmaar beoordeel zijn bekwaamheid niet naar die willekeurige figuur, maar naar een vaste maatstaf, waarbij de fout in horizontale richting lichter wordt aangerekend dan die in vertikale. Hieraan voldoet zeer goed de in het Hollandsche leger in gebruik zijnde schijf met ovale ringen, waarin als mikdoel een kopschijf (desgewenscht te vervangen door romp- of borstschijf; waarvan de midden onderkant met het middelpunt samenvalt en dus altijd op de midden onderkant van het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 200