200 opdracht zou krijgen, naar een bevredigende oplossing van dat vraag stuk te zoeken. Evenwel kan ik niet nalaten, hier het oordeel te geven van den nu afgetreden legercommandant, den heer Rost van Tonningen, die nog zeer kort geleden het volgende aan den Gouverneur-Generaal schreef°: „Ik acht een wijziging van den bestaanden kogel dus overbodig. Wel acht ik het noodig om het ten onrechte gevormde wantrouwen in de uitwerking van het geweer den kop in te drukken door, zooals trouwens reeds geschiedt, een zoo scherp mogelijke controle uit te oefenen en strenge straffen te stellen op het vervormen van de kogels tot dum dums." De heer Thomson: Nonsens! De heer de Waal Malefijt, Minister van KoloniënDat wordt gezegd door den gewezen legercommandant, die toch ook wel eenig verstand beeft van de zaak. De heer Thomson: Vraag u het dan maar eens aan den heer Colijn. De heer de li aal McilefijtMinister van KoloniënDe geachte afge vaardigde zal mij toch moeten toestemmen, dat zulk een oordeel van den gewezen legercommandant voor den Minister wel een aanleiding is om zich voorzichtig uit te drukken. Maar, daar ik ook zeer gaarne de autoriteit van anderen erken, ben ik niet ongenegen om ook met den Minister van Oorlog omtrent die aangelegenheid in overleg te treden. Het zal namelijk misschien mogelijk kunnen zijn om, evenals in Duitsch- land en Frankrijk, den kogel een langeren vorm te geven, waardoor dan het zwaartepunt wordt verplaatst en hij bij treffen de neigino- ht eft plat te slaan. De heer ter Laan heeft een aanmerking gemaakt op de stijging van de oorlogsuitgaven; te gelijker tjjd echter, en dat is van hém en zijn politieke vrienden niets vreemds heeft hij aangedrongen op lotsver betering van den militairen, hetgeen natuurlijk onvermijdelijk verhooging van uitgaven medebrengt. Daarop volgt dan weder een verwijt van°den geaehten afgevaardigde aan den Minister van.Oorlog of van Koloniën, wien het maar treft, dat er meer is uitgetrokken. Ik wil den geaehten afgevaardigde er op wijzen, dat dit jaar de verhooging van de oorlo°-s- begrooting voornamelijk te wijten is aan drie zaken, waarvan twee in het belang van de militairen en de derde in dat van de inlandsche be volking. Er wordt f 175 000 meer voor soldijen uitgetrokken, en 284 000 voor een kazerne voor de koloniale reserve. Yoorts is 137 000 uit getrokken voor uitbreiding van den topographischen dienst, met de expres se bedoeling de invoering van de nieuwe landrenteregeling te bespoe digen. Ik geloof, dat dit jaar inderdaad de beschuldiging tot den Minister van Koloniën gericht, dat de begrooting te duur zou zijn, niet gegrond is. Ik erken, dat de geachte afgevaardigde een open oog had voor het geen bij deze begrooting gedaan wordt juist tot bevordering van de be langen der militairen. Ik vind het altijd aangenaam als ik dergelijke woorden van die zijde mag vernemen. Die geachte afgevaardigde en ik meen, dat de geachte afgevaar digde uit Steen wijk zich daarbij heeft aangesloten heeft ook het woord gevoerd over de drankbestrijding. Ik kan hem de verzekering geven, dat de Indische regeering op dit punt diligent is. Zooveel mogelijk wordt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 212