- 201 gestreefd naar vermindering van drankgebruik om ten slotte het ideaal te bereiken: algeheele afschaffing van het schenken van sterken drank in de cantines. Wij zijn op dit gebied in den laatsten tijd veel vooruit gegaan. Uie geachte afgevaardigde heeft mij ook nog een vraag gesteld betref fende den fuselier van Wesel. Hij vroeg hoe het mogelijk is, dat ik maar eenvoudig kan zeggen: ik heb die zaak gerenvoyeerd aan den Gouver neur-Generaal en vind geen aanleiding om thans opnieuw een onderzoek in te stellen. Ik wil den geachten afgevaardigde wel een bewijs van goeden wil geven en beloof hem, dat ik aan de Indische regeering inlichtin0, zal vragen omtrent het verloop van de zaak. De geachte afgevaardigde uit Breda heeft daareven iets gezegd, waar over ik inderdaad eenigszins verbaasd was. Hij zeide, dat de mededeeling in het Yoorloopig Verslag omtrent de toelagen aan de officieren, gedeta" cheerd aan de hoogere krijgsschool, niet juist was geredigeerd. Dit had ik allerminst kunnen denken, aangezien die geachte afgevaardigde zelf lid is van de Commissie vau Rapporteurs. Nu hij echter zoo bescheiden -S openlijk te verklaren, dat hij op dit punt niet geheel en al juist heeft gehandeld, wil ik van mijn kant gaarne toezeggen, dat ik, na te hebben gehoord wat bedoeld is, een nader onderzoek zal instellen. Mijnheer de Voorzitter, hiermede meen ik aan de verschillende opmer kingen behoorlijk recht te hebben laten wedervaren. De heer Thomson: Mijnheer de Voorzitter Ik zal niet ingaan op de verschillende punten waarbij een goede oplossing niet uitgesloten is; ik meen allereerst de trefkracht der patronen. De Minister toch heeft 'een toezegging gedaan betreffende een commissie, en ik hoop daaromtrent het beste.^ Ik wil echter alleen opmerken, dat, wanneer de Minister zegt, dat ook Frankrijk en Duitschland een geweer hebben dat niet aan alle te stellen eischen voldoet, het kaliber van het geweer dier landen grooter is dan het onze, en dat dus voor ons te meer de plicht bestaat te zorgen dat ons projectiel wel aan de eischen voldoet Wat het sublimaatkruit betreft, ook te dien opzichte dankbaar zijnde voor de verkregen inlichting, zal ik daarover geen nadere betoogen hou den. De klacht van den Minister, dat Zijn Excellentie wat lang moest citeeren, had hij kunnen voorkomen, indien gedaan was wat ik gaarne wenschte, en die inlichtingen gegeven waren in de Memorie van Ant woord. Het betreft hier toch inderdaad een zaak van zeer groot belang, en de mededeeling van den Minister, dat er een commissie ingesteld is om een onderzoek te doen naar de hoedanigheid van het buskruit, zegt voor mij genoeg. Ten slotte nog een enkele opmerking in verband met het geschut De Minister heeft tegenover mij betoogd, dat, wanneer hij geschut liet ma ken bij Krupp,^ hij hulzen moest hebben die er in passen, en hij daar voor ook bij Krupp terecht moest. Ik heb alle waardeering voor de technische kennis van dezen Minister op het gebied van legerzaken, maar deze conclusie zou ik toch niet willen onderschrijven. Wat zegt men van een betoog: wij hebben onze geweren laten maken in SteyrJ'en dus moeten wij ook onze infanteriemunitie daar laten maken, anders past het niet Maar niet alleen in dit opzicht was het betoog van den Minis- I. M. T. 1910.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 213