211 Voornamelijk om deze reden zal eene Indische militie in hooge mate impopulair zijn bij de Europeesche bevolking onzer kolonie. Indië is nog lang niet een land met één volk; men moge wenschen dat in de toe komst vele slagboomen tusschen de onderscheidene volksolementen zuilen wegvallen, die toekomst ligt nog zeer vèr en op dit oogenblik hebben wij rekening te houden met 'tgeen is, niet met 'tgeen misschien worden kan. En dan gelooven wij dat de Indische jongelui niet uit onvader- landlievendheid doch om redenen, wellce in patria in 't geheel_ niet gel denzich met veel meer weerzin dan de Nederlandsche miliciens zul len laten inlijven bij het leger. Nederlandsch-Indië is nog steeds in zijn aard en wezen een echte kolonie en in eene kolonie met, naar ver houding, slech's een handvol Eu ropeanen tegenover millioenen Inlanders past eene Europeesche militie onzes inziens niet. Buitendien wat zal de Inlander ervan denken, als niet hij, maar wel de Europeesche burger in het leger wordt opgenomen, in den wapen handel en het krijgswezen wordt geoefend Zal hij begrijpen dat dit geschiedt, mede tot zijn bestwil en ter verdediging van zijn land? Ut zal bij in die wapening van alle Europeanen iets vreemds zien te zijnen opzichte, iets dat de gedachte wekt aan zeker wantrouwen tegenover hem Voorts gelooven wij dat militaire oefeningen in de tropen voor Euro peesche jongelieden die er niet aan gewend zijn, inderdaad te vermoeiend zullen blijken Onze officieren en soldaten zijn van den beginne af aan onderworpen aan eene, het geheele militaire leven dóór onderhouden, training; zij zijn inderdaad het toonbeeld van wat dagelijksche oefening zelfs in' de tropen vermag; maar even zeker is 't dat een gewoon bur ger 't tegenover hen in een week tijds finaal zou afleggen. Hebben wij niet in Indië ervaren dat zelfs in de bergen een matige veldarbeid door den Europeaan niet, is vol te houden? Een Indisch milicien zou waarschijnlijk een half jaar noodig hebben om aan dat nieuwe, geheel andere eisehen aan het physiek stellende, leven te gewennen alvorems hij als militair iets zou kunnen presteeren. En bij e'ke herhalingsoefe ning zou blijken dat er maanden noodig zouden zijn om den pseudo mi litair weer op dreef te helpen. Dat men van den Europeaan in Indië eischt dat hij, in tijd van nood, in staat zij mede te helpen aan de verdediging van het land of aan de handhaving van ons gezag, is begrijpelijk. Maar kan dit doel niet op eene andere wijze worden bereikt dan door de invoering van eene ™lll_ tie? Laat men eiken Europeaan in Indië den plicht opleggen, zich te bekwamen in het gebruik van een vuurwapen maar hem zooveel moge lijk vrijheid laten om den tijd, welken hij aan de daartoe noodige prae- tische oefening zal besteden, zelf uit te kiezen. Tegen eene zoodanige regeling, de oprichting van schietscholen voor de Europeesche ingezetenen inÖde groote steden, waar men verplicht zou zijn zich tot op zekeren leeftijd geregeld te oefenen, zou waarschijnlijk niemand eenig bezwaar hebben. Doch eene Indische militie is met 't oog op de eigenaardige positie van den Europeeschen soldaat in Indië, met 't oog ook op onze militaire kleeding en het tropisch klimaat, niet wenschelijk en zelfs, naar wij meenen, niet bestaanbaar 'Opheffing van de schutterijen wenscht een ieder. Voor de som gelds welke thans de schutterij kost kan men voor Java een geheel bataljon ma-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 223