11 -
een blind vertrouwen in den zg. kleinen oorlog; zij meenenT
dat op sommige operatietooneelen, b.v. op Java, het leger van
eene kleine mogendheid een mogelijken vijand het meest nadeel
zal toebrengen door het uitvoeren van handelingen uit den
kleinen oorlog en deze meening vormt het onderwerp van de
thans volgende studie.
Om begripsverwarring te voorkomen, is het noodzakelijk de
beteekenis van de uitdrukking „kleine oorlog" nader te bepalen.
Tot den kleinen oorlog rekent men die oorlogshandelingen, welke
ten doel hebben den vijand schade toe te brengen of zijne
plannen te dwarsboomen, hetzij door hem te verontrusten, in
spanning te houden, tot eene verhoogde werkzaamheid te dwingen
en zoodoende uit te putten, hetzij door hem daadwerkelijk ver
liezen toe te brengen r). Zij worden verricht door betrekkelijk
kleine, zeer bewegelijke afdeelingen, die geheel of nagenoeg
geheel zelfstandig optreden, te zwak, om eene voordeelige be
slissing te verkrijgen, doch vlug genoeg, om zich aan eene
nadeelige beslissing te onttrekken. Hierin ligt de tegenstelling
met den regelmatigen of grooten oorlog, waar men alle strijd
krachten bijeenhoudt, om des te meer kans op eene gunstige
beslissing te hebben.
Aan den kleinen oorlog kunnen deelnemen afdeelingen van
het Leger, voorts zg. vrijkorpsen, vrijwilligers e. d. geïmprovi
seerde strijdkrachten. Laatstgenoemde worden er bij voorkeur
voor gebezigd, omdat zij de opleiding missen, welke de eigenlijke
militairen voor deelneming aan de langdurige en zenuwschok
kende gevechten van den tegenwoordigen tijd, voor optreden
in hoogere verbanden, enz. bekwaam heeft gemaakt. Bovendien
hebben zij somtijds door hunne samenstelling uit bijzondere
elementen, eenige eigenschappen, zooals speurdersinstinct, oriën-
teeringsvermogen, ondernemingsgeest, groote schiet- en marsch-
vaardigheid, soberheid, e. d., welke hen meer in het bijzonder voor
den kleinen oorlog geschikt maken. Maar ook is voor velen
van die vrijwilligers de kleine oorlog eene soort van sport en als
zoodanig aantrekkelijker dan de dienst bij het geregelde leger 3).
1) VIII, blz. 301. De Rom^insche cijfers verwijzen naar de lijst van geraadpleegde
werken aan het einde dezer studie.
2) Niets is bedenkelijker dan dat. Reeds in 1900 schreef ik: „Het voeren van den