13 gevolg was van gebrek aan offensieven geest, die juist in den kleinen oorlog onmisbaar is. maar in Atjèh was dit zeer zeker niet het geval. Gedurende den Atjèhoorlog, dien volksoorlog bij uitnemendheid, sloten onze tegenstanders bij vele gelegen heden den toegang tot het binnenland door sterke stellingen af, doch dat het hun overigens niet aan offensieven geest, aan fanatisme, ontbrak, hebben wij maar al te goed ondervonden. Van zelf dringt zich de conclusie op, dat de kleine oorlog niet het verweermiddel bij uitnemendheid zijn kan, waar onbe vooroordeelde ik zou haast zeggen onbedorven natuurvolken geneigd blijken, zich daar niet toe te bepalen, hoewel hunne levensomstandigheden er hen toe brengen. Echter zal velen deze conclusie wat voorbarig toeschijnen, zoodat eene nadere beschouwing noodzakelijk is. Het is dus de vraag, welken invloed de kleine oorlog op den tegenstander hebben zal. In de inleiding is er al op gewezen, dat de kleine oorlog door tal van licht bewegelijke afdeelingen gevoerd wordt. Zelfs een overmachtig leger zal aanvankelijk min of meer onbeholpen daartegenover staan. Het is onmoge lijk, door eenige snel op elkander volgende slagen den oorlog tot een voor hem gunstig einde te brengen, omdat het geen object vindt, dat zich aan die bewerking blootstelt, 's Vijands afdeelingen verdwijnen even snel, als ze gekomen zijn, en al wordt er een vernietigd, voorloopig blijven er genoeg over, om de zaak op denzelfden voet voort te zetten. Is het den aan valler echter ernst met den oorlog, is hij vastbesloten zijn doel te bereiken, dan zal hij zich niet laten ontmoedigen, doch zijn optreden wijzigen naar de omstandigheden 1). Hij zal het vijandelijke gebied door mobiele colonnes en patrouilles laten doorkruisen, welke, onder toepassing van een uitgebreid spion- nenstelsel en van de nieuwste vindingen tot het overbrengen van berichten, 's vijands afdeelingen opsporen, vervolgen en onschadelijk maken. Het stelsel der solidaire aansprakelijkheid en het nemen van gijzelaars zullen meermalen met vrucht aan gewend worden, om het bezette gebied te beveiligen en ten slotte blijft het succes niet uit. (1) VII, blz. 726.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 25