256 vrees der Rifioten, dat door den bouw van den spoorweg en het exploiteeren der mijnen de Spanjaarden hunne macht zou den uitbreiden ten koste van de onafhankelijkheid der stam men. De Spanjaarden gaven bovendien meer voedsel aan die ongerustheid, door met het oog op de vijandige gezindheid van het volk bij de beide buiten Melilla gelegen stations (No 1 en No 2) troepen te legeren tot bescherming van de kunstwerken aldaar en van de spoorwegwerkers. Den 9en Juli braken de vijandelijkheden uit, nadat het reeds eenigen tijd gegist had, doordat eene bende Rifioten eene afdeeling spoorwegarbeiders aanviel. Het gelukte den onmiddellijk toesnellende Spaansche troepen wel de overige arbeiders te beschermen, maar zij wer den door de overmacht gedwongen zich binnen den fortenkring terug te trekken. De vijandelijkheden hadden misschien voorkomen kunnen worden, indien de Spaansche Regeering tijdig versterkingen naar Melilla had gezonden; de aanwezigheid van eene grootere troepenmacht had de Rifioten, die bij de expeditie van 1893/1894 reeds eene gevoelige les hadden ontvangen, wellicht zooveel ontzag ingeboezemd, dat het niet tot feitelijkheden gekomen was. In elk geval had men dan niet wegens gebrek aan troepen zoolang in eene passieve houding behoeven te blijven. Het schijnt echter, dat de Spaansche Regeering den toestand niet ernstig heeft ingezien, en dat zij door de gebeurtenissen is overvallen. Zoodra echter in het moederland de tijding van het voorgevallene was ontvangen, werden onmiddellijk met de meeste energie maatregelen genomen, om eene krachtige expe ditie samen te stellen, die den Rifioten een gevoeligen klap kon toebrengen, tot bescherming der Spaansche belangen. Den 9en Juli werd bevel gegeven tot mobilisatie van de Ja gerbrigade van Catalonië en niettegenstaande de onlusten, die ondertusschen in deze provincie waren uitgebarsten, kon men reeds den 12en d. a. v. beginnen met hare inscheping. Onafgebroken volgden nu meerdere versterkingen, zoodat half Augustus te Melilla zich bevonden 34000 a 35000 man, n. 1. 33 bataljons, 9 escadrons, 16 batterijen veld-en bergartillerie en de verschillende diensten. Deze troepen waren als volgt samengesteld

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 268