261 zijn afgeloopen, bepaald© de Generaal Marina zich tot enkele verkenningen en tot het verzekeren van de verbinding met de buitenposten. Successen werden echter niet veivolgd. Hoe deze min of meer passieve houding der Spanjaarden den moed en het moreel der Rifioten deed stijgen, kan wel uit de menig vuldige aanvallen blijken, die zij op de Spaansche troepen deden. Den 7en Augustus wisten zij deze laatsten uit eenige stellingen te verdrijvenwel konden de Spanjaarden de verloren gegane punten den volgenden dag hernemen, maar bij de gevechten in de volgende nachten vielen zij weder herhaaldelijk in de handen der Rifioten; het gevecht van den lien Aug. wordt bijzonder bloedig genoemd. In den nacht van 19 op 20 Aug. deden de Rifioten hevige aanvallen op de troepen, gelegerd op den Sidi Ahmet al Hadj den 21sten 's morgens trokken zij zich terug, maar reeds den volgenden nacht grepen zij opnieuw aan, nu vooral de tioepen op den Sidi Moesa en de meer W. gelegen heuvels zoo dat versterking daarvan met 12 compagnieën en 2 sectiën bergar- tillerie noodig werd geacht. Ook schijnt deze houding de Spanjaarden wederom nieuwe benden uit het binnenland naar Melilla getrokken te hebben; berichten spreken zelfs van benden, afkomstig uit de omstreken van Mogador op de "W.-kust van Marokko. In het bijzondei werden de Rifioten met ruiterscharen versterkt. Bij de laatste gevechten hadden de Rifioten aanvallen overdag vermedengingen zij in den aanvang met groote onstuimigheid met groote massa's ook overdag tot een aanval over, nadat zij met de uitwerking der vuurwapens van de Spaansche troe pen hadden kennis gemaakt, zochten zij vooral hunne kracht in nachtelijke aanvallen. Wordt vervolgd).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 273