15
sche hoofdmacht, zonder een enkel bericht van belang te kun
nen verzenden. Toen Frederik tot Budweis was voortgerukt,
werden al zijne verbindingen met Praag verbroken, zijne trans
porten vernield en zijne koeriers opgelicht of afgesneden, zoo
dat de Koning in eene tijdruimte van vier weken geen enkel
bericht uit Berlijn ontving en feitelijk uit armoede genoodzaakt
was, den terugtocht te ondernemen. In stede van zich toen
tevreden te stellen met de behaalde uitkomsten, verdubbelden de
Keizerlijken hunne werkzaamheid, snelden hem vooruit, verniel
den nogmaals grondig alle inmiddels herstelde overgangsmid
delen, lichtten herhaaldelijk transporten op, maakten zich mees
ter van nagenoeg den geheelen belegeringstrein, beletten den
tijdigen afmarsch van de in Budweis en Praag achtergebleven
afdeelingen, kortom, teisterden den grooten Vorst op alle moge
lijke wijzen en ontlokten hem zelfs de uidrukking: „Diese
charmanten Kanaillen haben solch eine Amitié für mich, dasz
sie mich nicht verlassen wollen". J) Zoodoende werd de groote
Koning gedwongen de grootste, offensieve onderneming, die hij
ooit beproefd heeft, op te geven en, zonder één slag verloren
te hebben, Bohemen geheel te ontruimen.
Oppervlakkig beschouwd, zou het verloop van dezen veld
tocht leeren, dat de kleine oorlog als eenig verweermiddel de
verlangde uitwerking hebben kanimmers, hier stond eene
minderheid tegenover eene meerderheid, welke bovendien door
een der grootste veldheeren, die de wereld ooit gezien heeft,
werd aangevoerd. Echter moet de oorzaak van Frederik 's tegen
spoed alleen gezocht worden in zijne onmacht om de Oosten
rijkers op gelijke wijze te bevechten. Tegenover het groote
aantal der uit half wilde volksstammen gerecruteerde lichte
troepen, zooals Kroaten, Pandoeren, Bosniaken, enz. van het
Keizerlijke Leger, kon Frederik slechts een onbeduidend aantal
troepen van dezelfde soort stellen en het was bij de toenmalige
legerorganisatie onmogelijk, het voeren van den kleinen oorlog
op te dragen aan de linietroepen, die alleen onder onmiddellijk
toezicht der officieren en met den korporaalsstok in het op
sluitend gelid te vertrouwen waren. Terecht zegt Balck naar
aanleiding van den terugtocht der Pruisen: „bestimmend für
YIII, blz. 302.