- 280
Loopt nu, na het afgaan van het schot, het kanon over de
wieg terug, dan komt de nok van den arm K 3 der krukas K 3
-p tegen het schuine vlak 1 tot 2 van de aan-
r""" j slagnok (zie nevenstaande slechts) van den
4/ bout Q t en draait dezen zoover naar achteren,
dat de arm K3 er voorbij kan. Is dit ge-
schied, dan komt de bout Q met aanslagnok
onder de werking van de in Q aangebrachte veer, in zijn
oorspronkelijken stand terug. Bij het in batterij loopen van het
kanon stoot de nok K3 wederom tegen de aanslagnok, welke
nu echter niet kan uitwijken, zoodat de nok van K 3 langs de vlak
ken 3 tot 4 van de aanslagnok (zie schets) glijden moet, hetgeen
een draaiing van de krukas en dus een openen van het sluitstuk
tengevolge heeft.
Het sluiten met de hand.
De klink L2 in het handvat van den zwengel L wordt dooi
de hand ingedrukt, waardoor de sluitbout uit den zwengel treedt
en dus vrij komt van de insnijding K 2 welke zich aan den
buitenwand van het huis voor de sluitveer K2 bevindt. De zwen
gel is nu vrij, zoodat door middel hiervan de krukas gedraaid
en het sluitstuk in den vuurmond gebracht kan worden.
Het automatische sluiten.
Wordt een patroon ingebracht, dan drukt de hulsrand de
armen van den uitwerper naar voren, waardoor de uitwerperas
M een kleine draaiing naar rechts maakt. De tand mt van deze
as draait mede en trekt den sluitbout uit de insnijding K,, zoo
dat de zwengel vrij is. Door de werking van de sluitveer wordt
nu het sluitstuk ingebracht.
Is in het vorenstaande de werking en inrichting van het
half- automatische sluitstuk in het algemeen geschetst, zoo moge
hieronder de beschrijving van enkele bijzondere voorzieningen
welke, zij het misschien in eenigszins anderen vorm, ook bij
het Indische veldkanon zullen worden aangebracht nog een
plaats vinden.
Ie. Een onvoldoend ingebrachte patroon wordt bij het sluiten
naar binnen gedrukt door een afvlakking aan de voorzijde van
de sluitwig.