Ouer paardenjongens nan Canalerie officieren. 286 nauwkeurig aflezen als men wil, tot in halve graden nauwkeurig, op de wijzen door mij beschreven. Ik houd mij aanbevolen bij de officieren in het bezit van een zakbous- sole, voor mèdedeeling van hunne ondervindingen en meeningen hier omtrent. Yan velen vernam ik dit reeds, van anderen nog niet. Het instrumentje heeft ook zijn weg gevonden naar streken als Celebes, Djambi, de Mo- lukken en Borneo. Allicht kan die wrijving van gedachten mij op denk beelden brengen die van waarde zijn voor de kameraden. Maqelanq. 4 Januari 1910. H. N. van Marle. Kapitein der infanterie. De paardenjongen is in ons leger een officieel erkende persoonlijkheid, elke maand ontvangt de cavalerie offic er van het rijk een zeker bedrag tot bestrijding van de onkosten die de oppassing van zijn paarden medebrengt. In het Nederlandsche leger (ook in de buitenlandsche legers) heeft de cavalerie officier een huzaar van het eigen escadron als oppasser, in het Ned. Ind. leger wordt deze functie van oppas-er evenwel vervuld door een burger persoon, buiten het leger staande en geeft het gouvernement geld om dezen burgerpersoon te betalen Wie de uitvinder van dit instituut der paardenjongens geweest is weet ik niet, wel kan men voor zeker aannemen dat het geen cavalerie offi cier geweest is die ons de paardenjongen op den hals schoof. Ik zeg op den hals schoof, want door dat het nu eenmaal zoo is en iedereen het altijd zoo gekend heeft kan men er aan gewoon geraakt zijn, een abnormaliteit en nog wel een verfoeilijke abnormaliteit is de paardenjongen zeer zeker. Eerstens de paardenjongens in het garnizoen. Het gouvernement dwingt ons in dienst te nemen ter verzorging onzer paarden, een vrije Inlander, een Inlander dus waarover men niet het minste gezag kan uitoefenen, die net zooveel kan luieren als hij fei telijk zelf verkiest en zijn baas een kool stooft zoo dit in zijn kraam te pas komt. Wie onzer heeft niet eens het genoegen gehad te staan wachten op zijn paard, terwijl het Escadron al bezig was uit te rukken. Het Escadron verdwijnt; Nog geen paard te zien. .Men vliegt naar huis, om daar te ontdekken, dat mijnheer de paardenjongen in geen velden of wegen te bekennen is en beide paarden elkaar al glimlachend aankijken bij 't idee een kalm dagje te hebben. Met behulp van den huisjongen of var mevrouw wordt overhaast een paard klaar gemaakt en het Escadron nagereden. Is men luitenant dan volgt naiuurlijk nog een standje van den Escadrons commandandant. Wat dcet men zoo'n paardenjongen Een rammeling geven? Is verboden op poene van f 25. Yan zijn tractement korten Dat steelt hij wel bij aan gaba.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 298