Tactische Correspondentiecursus,
Vervolg van blz. 98).
Onderstelling No. 3. Uitvoering. Yervolg.
De voorhoede. Uitgaande van het marschbevel, geeft de voorhoede
commandant een voorhoedebevel uit, waarin hij indeeling, onderlinge
afstanden, enz. bepaalt.
Volgens L. B. V. 71 splitst de voorhoede zich m hoofdtroep, voortroep
en voorhoedecavalerie, terwijl dezelfde paragraaf aangeeft, dat de voor-
troep vóór zich op den marschweg heeft de met de rechtstreeksehe be
veiliging belaste cavalerie, d.i. dus de voorhoedecavalerie.
Wordt het L. B. V. naar de letter toegepast, dan zou achter het
peloton voorhoedecavalerie, dat allicht 1200 M. vooruit is, de voortroep,
hier een heel bataljon, volgen, en daarachter, op grooten afstand, drie
bataljons. Eene dergelijke marschformatie met 1 bataljon, zonder eenige
infanterieafdeeling vóór zich uit, aan het hoofd, is onbruikbaar en kan
ook nooit bedoeld zijn door den leidraad, welke volstrekt niet bestemd
is om naar de letter toegepast te worden, Zoowel het Nederlandsche,
als het Duitsche velddienstvoorschrift, geven eenige aanwijzingen, hoe
in gevallen, als het hier besprokene, te handelen.
Het Nederlandsche velddienstvoorschrift zegt in 173: „Ten einde te
voorkomen, dat de voortroep in zijn geheel onverhoeds onder het werk-
"dadig vuur des vijands raakt, kan de commandaut van den voortroep
dezen splitsen en een gedeelte op ongeveer 300 M. aan de rest doen
^voorafgaan De Duitsche „Felddienstordnung," 172, zegt, ^dat bij een
sterken voortroep het uitzenden van eene „Spitzenkompagnie" op 400
500 M. regel zal zijn.
Voor den voortroep uit marcheert dus eene kleinere, gesloten ïnlan-
terieafdeeling, in dit geval eene compagnie, welke door middel van ver-
bindingsruiters in voortdurende verbinding met de voorhoedecavalerie blijft.
In afwijking met vele buitenlandsche voorschriften verlangt onze leid
draad alleen dan eene infanteriespits, wanneer geen cavalerie bij de
voorhoede is ingedeeld. Is er wel cavalerie bij de voorhoede ingedeeld,
dan wordt geen infanteriespits noodig geoordeeld, maar ook niet verbo
den. Wanneer de verbinding tusschen voorhoedecavalerie en voortroep
steeds verzekerd is, is eene infanteriespits ook overbodig, doch in bedekt
en heuvelachtig terrein, op slechte wegen, kan die verbinding licht ver
broken worden en dan wordt het noodzakelijk, dat de commandant van
den voortroep tenminste eenige manschappen op een paar honderd meter
vooruitzendt.
De indeeling van den voortroep, waaronder ook het al ot niet at-
zonderen van eene infanteriespits behoort, wordt niet in het voorhoede
bevel geregeld, doch aan den commandant van den voortroep overgelaten.