19
Chalons-sur-Marne, doorgedrongen was. Eene dergelijke beweging
der Franschen zou eene onmiddellijke bedreiging zijn voor de on
misbare spoorwegverbinding van de vóór Parijs liggende Duitsche
hoofdmacht, eene bedreiging te gevaarlijker, omdat de aanstaande
belegering en beschieting van de Fransche hoofdstad geheel af
hankelijk waren van de bruikbaarheid van de spoorwegverbin
ding met het moederland. De Duitschers hadden ongetwijfeld
eerder de insluiting van Parijs moeten opgeven, dan de kans op
afsnijding van hunne verbindingen mogen loopen x).
De uitwerking van ondernemingen in den rug van den aan
valler wordt nog verhoogd door de onzekerheid, waarin de
etappetroepen verkeeren omtrent sterkte en voornemens van
hier optredende detachementen van den vijand. Eene enkele
alarmeering kan al groote gevolgen hebben.
Het optreden van den Franschen majoor Koch op den 2den
Sept. 1870 is in dit opzicht hoogst leerrijk. Met 2000 man
mobiele garde verlaat hij op den dag der capitulatie van Sedan
Langres; den 3den Sept., te 4u. n. m. verschijnt hij voor Vau-
■couleurs. De daar aanwezige bezetting, 1 luitenant en 36 man
Beiersche landweer, wordt verrast en zonder moeite gevangen
gemaakt. Daarna gaat Koch in zuidelijke richting huistoe. De
verrassing van Yaucouleurs maakte aan Duitsche zijde een diepen
indruk. Aanvullingstroepen, uit het moederland komende, wer
den aangehouden en verder van andere plaatsen afdeelingen
gezonden naar de strook, die men bedreigd waande. Den 11 en
Sept. waren alzoo te Colombey verzameld 4183 man infanterie
en 168 man cavalerie; te Yaucouleurs 1900 man infanterie.
Bovendien waren nog in aantocht 1200 man aanvullingstroepen
en een bataljon infanterie. En dit alles om te vernemen, dat
de vijand, wien al deze maatregelen golden, reeds den 3den
Sept. teruggetrokken was! „Tant de bruit pour une ommelette,"
zal Koch wel gemeesmuild hebben. Eerst tien dagen na den
overval van Vaucouleurs konden de aanvullingstroepen hun
marsch voortzetten naar het veldleger, waar zij met ongeduld
verwacht werden 2).
1) II, blz. 130 en 131.
2) III, 4de deel, late band, blz. 10 e v.