- 314 eenige manschappen aangewezen worden tot bewaking van de voertuigen colonne, welke, met de hoofden der paarden naar Banjoe Biroe gekeerd wordt opgesteld op den weg gedekt in Ngentasan. De paarden worden gedrenkt en gevoerd, want hoogstwaarschijnlijk zijn ze later noodig om een deel der infanterie naar de hoofdmacht terug te brengen. De commandant der mitiailleurcompagnie verkent het terrein en gaat na, waar zijne mitrailleurs het beste staan om vuur te brengen op ver schillende belangrijke punten in het voorterrein; vooral let hij op de naderingswegen, die hij, zoo noodig, door het plaatsen van schermen van boomtakken e. d tegen gezicht dekt. Hetzelfde geldt voor de verbinding tusschen de plaats van de infanterie der algemeene reserve, van de vakreserves, van de ondersteuningstroepen en van de voorste linie Verder moeten alle maatregelen erop gericht zijn, den mogelijk naderen den vijand reeds op grooten afstand onder vuur te kunnen nemen. Want, is hij eenmaal op de zg, kleine afstanden (600 M. en daar beneden) genaderd, dan zal het uiterst moeilijk, zoo niet onmogelijk zijn, zich van hem los te maken. De commandant der flankdekking moet er wel aan denken, dat hij niet alleen den marsch der hoofdmacht dekken moet, maar dat hij bovendien niet mag verzuimen om zijne troepen, hoe eerder hoe liever, nadat de hoofdmacht het gevaarlijke punt voorbij is, terug te trekken, om zich weder met die hoofdmacht te vereenigen De genietroepen worden voor speciale werkzaamheden gebruikt. Blijkt op het terrein, dat geen speciaal werk te verrichten valt, dan wordt van hunne meerdere geoefendheid gebruik gemaakt om, spoediger en beter dan de infanterie dit kan, op bijzonder blootgestelde punten de verlangde gevechtsdekkingen te maken. Zoo'n punt is de zuidoosthoek van Tjandi Doekoeh, die licht onder omvattend vuur genomen kan worden. Over het geheel genomen, zal kolonel D. te Tjandi Doekoeh de toekomst met vertrouwen tegemoet kunnen gaan de frontbreedte zijner stelling is, in verband met het schootsveld," voor 1-| bataljon en 4 mitrailleurs niet te groot, terwijl omvatting of omtrekking van een der vleugels vrij wel uitgesloten is. Over 't algemeen is men geneigd vooral in stellingen de in te nemen frontbreedte veel grooter te nemen, dan de omstandigheden toelaten. De getallen, die Inf. Éegl. II, 384, geeft als maxima voor een in te nemen front, zijn niet willekeurig bepaald en mogen dus niet geheel buiten beschouwing worden gelaten. Het voor een bataljon genoemde maximum, 300 M., geeft 2 geweren per strekkenden meter, hetgeen wegens de noodzakelijkheid van gestadige aanvulling uit de diepte, bij het bieden van hardnekkigen tegenstand niet overdreven weinig is. Nu zijn er wel omstandigheden denkbaar, zooals een buitengewoon gunstig schootsveld, onbegaanbare gedeelten vóór het front, kunstmatige en natuurlijke dek kingen, waardoor men met minder geweren per meter volstaan kan, maar zelfs dan is zelfbeperking noodzakelijk; meestal wordt overdreven. Het overmatig uitbreiden van de frontbreedte is in den regel een gevolg van de zucht om alles en nog wat te dekken; het gevolg is veel te weinig vuurwerking in front. Nu beroepe men zich niet op de groote fronten, welke de Boeren in Zuid-Afrika innamen de bijna ideale schoots velden aldaar en, niet te vergeten, de gebrekkige wijze, waarop de Engelschen hunne aanvallen uitvoerden, maakten zeer groote tusschen- ruimten tusschen de tirailleurs mogelijk, zonder dat zelfs aanvulling uit

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 326