347
Ter verduidelijking nog een enkel woord over het uitstralen
van energie in de ruimte (natuurlijk zeer beknopt en populair).
Wanneer in den luchtdraad de stroom toeneemt in de richting
naar boven, worden cirkelvormige krachtlijnen uitgezonden,
waarvan de richting door pijltjes in fig. 3 is aangegeven (kur-
ketrekkerregel of regel van Ampère). Bij het naar beneden gaan
van den stroom worden krachtlijnen uitgezonden in tegenge-
stelde richting. Laat men nu de stroomwisseling in dezen open
geleider zeer snel plaats grijpen, dan hebben niet alle kracht
lijnen gelegenheid z. g. op den geleider terug te vallen, doch
scheiden zich af, telkens in verschillende richting (fig 4). Men
krijgt in de ruimte een opvolging van series krachtlijnen.
Naarmate nu het heen- en weerslingeren van den draad vlugger
of langzamer plaats grijpt x), werkt men met kortere of langere
golven. Hoe korter (langer) dus de slingertijd is, hoe meer
(minder) slingeringen per secunde, en hoe korter (langer) de golven.
We hebben gezien, dat de slingertijd afhankelijk is van het
product van C en L. Om in een draad daarom vlugge slingerin
gen te verkrijgen, moet het product van C en L van dien
draad klein zijn.
In een tweeden draad, die evenwijdig aan den eersten is
geplaatst, zullen, doordat die draad wordt gesneden door de
uitgezonden krachtlijnen van verschillende richting, ook stroomen
van verschillende richting worden geïnduceerd. De slingeringen
van den stroom in den tweeden draad volgen de slingeringen
van den stroom in den eersten draad, en wel nagenoeg tege
lijkertijd, daar toch de krachtlijnen zich voortplanten met een
snelheid van 300.000 K.M. in de secunde. Men kan dus aan
nemen, dat de teekens door het eene station uitgezonden, op
hetzelfde oogenblik door het andere worden opgevangen. Dui
delijk is het, dat de electrische afmetingen van den tweeden
luchtdraad verband moeten houden met die van den eersten,
m. a. w. beide op elkaar moeten worden afgestemd om de
gunstigste overbrenging te krijgen.
Men kan den luchtdraad op verschillende golflengtes afstem
men, en wel door de zelfinductie te vergrooten (het inschakelen
1) Natuurlijk moet men dit slingeren van den luchtdraad niet in letterlijken zin
opvatten.