354 8. Het is aan te bevelen 's morgens voor het uitrukken verbinding te maken en evenzoo na een rust. Voor men op marsch gaat, moet aangegeven worden, hoe laat het station vermoedelijk weer „tot seinen gereed" is. 9. Wanneer er verbinding is, is het zaak zoo mogelijk de verbinding een uur te laten bestaan, opdat alle stations ge legenheid hebben hun telegrammen te verzenden, bevelen te ontvangen, en zich te overtuigen, dat die bevelen goed zijn ontvangen. Voor Indië lijkt de bewapening der manschappen met een revolver en een kapmes het meest geschikt. Bovendien is een betrekkelijk kleine Inf. dekking voor ieder station gewenscht. Samenstelling van een station. Een station bestaat uit drie tweeradige voertuigen, ieder met een radstand van 1.23 M. 1. Een krachtkarwegende 640 K.G., en bevattende een wisselstroommachine met bekrachtigingsdynamo (om stroom te geven aan ue magneetwindingen van de wisselstroomdynamo), dan een benzinemotor, een benzinereservoir en een afkoeler voor den benzinemotor, benevens een schakelbord. 2. Een toestelkar1 wegende 558 K.G., bevattende den mast, een gever- en een ontvanginrichting. 3. Een clerde karwegende 649 K.G., waarin het tegenge- wicht, de luchtdraden, palen, haringen, de electrische reserve toestellen met de toebehooren, de reservedeelen voor den masc, en een volledig draagbaar station. In Indië zal wel regel zijn dat iedere stationskar door min stens twee paarden (Australiërs) wordt getrokken. Iedere kar zal zeer beknopt afzonderlijk besproken worden. 1. De krachtkar bevat een benzinemotor van c.a. 4 P. K., direct gekoppeld aan een wisselstroomgenerator met een nuttig effect van ongeveer 1 K.W. Een gelijkstroommachine be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 366