361 doch niet alle officieren zijn Christans; was dit zoo, dan hadden we de laatste jaren waarschijnlijk geen geschrijf gehad over den slechten geest in 't officierkorps." Daarbij komt nog de vraag of zelfs een Christan wel bevoegd was om in een hierbedoelde voetbalvereeniging op te treden, en geen oogenblik zou vergeten dat hij met minderen speelde, die 't volgende oogenblik op de geringste wenk van hem bijv. een kam'eraad in arrest zouden moeten brengen. Theorie en practijk loopen nog al uiteen in den regel't eerste is veel gemakkelijker dan het laatste. Wel weet ik van nabij bijv.: dat de overste Graafland in zijn hemdsmouwen met de onderofficieren stond te kegelen en zeer zeker kreeg ik toen als jong officier den indruk, dat de onderofficieren dit zeer apprecieerden en dat dit ook op voedend werkte, doch dit was alweer een Graafland. Ik had het toen niet gekend en nu wellicht nog niet. Hij kon ook gedaan krijgen, dat er gevoetbald werd dooi de onderofficieren met officieren in hun vrijen tijd, doch na zijn vertrek was het zijn opvolger onmogelijk, hoewel deze het minstens even graag zag, en met groote droefenis moest aanzien, dat het voetbalspel weer verliep. Wij denken dikwijls, dat vertrouwelijk zijn meminderen door hen zeer gewaardeerd wordt en dit is ook zoo, en dalen daarom tot hen af en bedenken dan niet, dat wij daarmee veelal concessies verleenen, die afbreuk doen aan een m. i. goede discipline, omdat we niet weten hoever en op welke wijze wij moeten afdalen. Een aardige illustratie vinde hier zijn plaats. In 1904 was ik met 9 Europeesche minderen op tijgerjacht (ik schoot niets tusschen haakjes) en had bij 't vertrek uit het garnizoen hen medegedeeld, dat wij als een gewone jacht club op jacht zouden gaan en dus, behoudens de vaste regels (als bijv. steeds minstens 2 man bij elkaar blijven enz.) zooveel mogelijk vrij in ons doen en laten waren, doch dat ik als de- oudste of commandant moest worden beschouwd. Het ging prachtig, tot wij na een dag of zes loopen aan ons terrein kwamen en eerst een soort rustdag hielden in een kampong.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 373