Een Onbetrouwbaar Geschiedschrijver.
In de December-aflevering 1909 van dit Tijdschrift komt eene
pennevrucht voor van de hand des Heeren M., getiteldWaarom
niet Indisch Artillerie-officier?'" welk artikel we in het navol
gende eenigszins nader zullen bespreken.
We hadden afgaande op den titel ons gevleid met de ver
wachting eens een heldere uiteenzetting te zullen vinden van
de vele misstanden bij het Wapen der Artillerie, die het weinig
raadzaam maken bij dit Wapen als officier in dienst te treden.
Voor de behandeling van dit onderwerp bestond er alle aan
leiding, en had de schrijver de stof als 't ware maar voor 't
grijpen. Hij had kunnen beginnen met er op te wijzen hoe
reeds de aankomende officier als cadet voor een veel zwaardere
taak is geplaatst dan zijne kameraden van de Infanterie of
Cavalerie, en dientengevolge onder overigens gelijke omstan
digheden ook veel meer kans heeft één of twee jaar later den
officiersrang te bereiken. Verder had hij er de aandacht op
kunnen vestigen, dat de Artillerie-officier gedurende zijn ge-
heelen loopbaan zich veel meer dient in te spannen dan zijne
kameraden, zoo hij aan de hem gestelde eischen wil voldoen,
en veel meer kans loopt dien loopbaan ontijdig te zullen zien
afgesneden. Hij moet toch om den Luitenant-Kolonelsrang te
behalen bij drie verschillende Wapensoorten hebben voldaan,
die onderling meer verschil maken dan de Infanterie en de
Cavalerie, terwijl hij in tal van speciale betrekkingen nog ge
legenheid te over vindt ziju nek te breken. De schrijver had
er verder op kunnen wijzen, hoe de gelegenheid zich te velde
te onderscheiden, voor den artillerist bijna zoo goed als buiten
gesloten is, en dat de vele materieele voordeelen, die de dienst
te velde medebrengt, hem dus zoo goed als nooit ten deel vallen.
Daarbij had nog vermeld kunnen worden, dat de artillerist door
de geheel onvoldoende regeling der fourage-indemniteit, en door