408 •der aanslagen krijgen, zich openbarende in wijde trefferbeelden, doch deze groote spreiding geeft dan tenminste hunne geoefend heid weer in het deel der schietkunst, dat hun te pas komt in 't gevecht. De spreiding wordt bij meerdere geoefendheid kleiner en is zoodanig te berperken bij schutters met veel aan leg, dat men op deze wijze ook weer scherpschutters kan kwee ken. De praktijk aan de Normaal schietschool heeft dit geleerd. Ook blijkt het aan cowboy's mogelijk in galop te paard een op geworpen schoteltje te treffen of aan jagers om een snelvliegende •snip neer te schieten. Zijn dat zulke uitverkoren menschen, dat ze zoo maar uit zich zelf leeren, wat een ander met een stelselmatige opleiding onmogelijk zou zijn? Waar in den beginne de opleiding groot zal zijn, spreekt het zelf, dat we voor de controle moeten gebruiken groote schij ven en kleine afstanden, totdat de man zijn opleiding zoover beperkt heeft, dat hij kleinere schijven op grootere afstanden kan raken. Een misschot toch werpt voor de opleiding geen nut af, omdat niet kan worden nagegaan, waar het terechtkwam het geeft slechts een negatief resultaat. En het is noodig „dat „de man elke patroon als een klein kapitaal leert beschouwen, „waarmee zuinig moet worden omgesprongen en dat alleen goed „besteed is „wanneer er een treffer mee verkregen is." (Missive Chef v/h W. d. I. dd. 23 Dec j.l.). Geef den man daarom de gelegenheid, ook bij wat minder geoefendheid, de mogelijkheid van treffen te leeren inzien. Dat het gros der schutters zich geen rekenschap zal geven van de werkelijke afmetingen der gevechtsdoelen, dat zij in den waan zullen verkeeren, dat op het gevechtsveld het grootste deel hunner schoten evenzeer treffers zullen zijn en daardoor niet doordrongen zullen worden van de noodzakelijkheid de spreiding zoo klein mogelijk te houden, deze vrees door kapt. Lamberts uitgesproken in zijne bovenaangehaalde voordracht, •deel ik niet. In de eerste plaats is zulks hun heel gemakkelijk ■door al of niet toekennen van schietpremie's voelbaar en duidelijk te maken. Dan verder wijst zich het dadelijk uit puntenaantal ■of andere waardeering. En in de derde plaats als hoofdzaak geloof ik niet aan gericht vuur in het gevecht, waarbij elk man ■op een bepaalden tegenstander richt. Misschien zullen enkele

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 420