424 Het is vreemd, dat zoo ongeveer in denzelfden tijd, -waarin het Leger bestuur in Indië duidelijk deed blijken, dat de kennis van de Maleische taal bij de Officieren bepaald noodzakelijk werd geacht, en bijzondere maatregelen werden genomen om de studie aan te moedigen, dat toen bij de Marine, welker officieren toch ook veel in aanraking komen met onder geschikt inlandsch personeel, het onderwijs in de Maleische taal aan de opleidingsinrichtingen werd opgeheven een maatregel, uit welke toch de conclusie mag worden getrokken, dat kennis van het Maleisch voor de zee-officieren, indien al niet als ballast, dan toch als iets overbodigs is te beschouwen. Waarschijnlijk zal het Maleisch als vak van onderwijs hebben moeten wijken voor andere vakken, waarvan de kennis meer noodzakelijk werd geoordeeld; terwijl de tijd van opleiding binnen bepaalde grenzen beperkt moest blijven. Plet is bezwaarlijk aan te nemen, dat hetgeen men over deze zaak wel kan hooren vertellen, en dat hierop neerkomt, dat het onderwijs werd opgeheven, omdat de jonkers het vak niet lustten, om het nu maar eens meer duidelijk dan keurig uit te drukken, een juiste verklaring geeft. Het lijkt mij moeilijk te verdedigen, dat kennis van de Maleische taal voor de Officieren van de Marine niet noodig zou zijn. Nu uit tal van mededeelingen, ook van officieele zijde, is gebleken, dat het voornemen bestaat om het inlandsch personeel van de vloot uit te breiden, acht ik het den goeden tijd om voor het belang van dat personeel de aandacht van autoriteiten in Indië voor de hier met een kort woord besproken zaak te vragen, in de hoop dat zulks er toe moge leiden om den vier of jaren geleden genomen maatregel nog eens nader te overwegen. BredaFebruari 1910. C. Spat.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 436