445
ding zonder eenige logische volgorde, behandeld worden. Al
staat dit alles in onmiddellijk verband met het gevecht in
het algemeen, het gaat toch niet aan deze ongelijksoortige
aangelegenheden samen te vatten onder één titel, als een af
gerond onderdeel van het „reglement".
De techniek van het infanteriegevecht, d. w. z. de opstellingen en
bewegingen, waarvan de kennis noodig is tot het uitvoeren van de
door de gevechtsleiding te geven bevelen, betreft zoowel de geslo
ten als de verspreide orde x). Wanneer men nu alleen zulke
opstellingen en bewegingen, als in de werklijkheid verwacht kun
nen worden, in het reglement opneemt, verdient de door het J. R.
gevolgde indeeling 2) verre de voorkeur boven die van het
N.I.R.
Toch is het J. R. in zooverre niet consequent, dat het in het
eerste deel tevens bespreekt de zelfstandig optredende afdeelingen,
een onderwerp, dat tot het domein der gevechtsleiding behoort
en waarvoor geen reglementaire bepalingen, hoogstens raad
gegeven kan worden 3). Daarentegen bevat het tweede deel
onderwerpen, die meer eigenaardig in het eerste deel thuis
behooren.
Niets is gevaarlijker dan het willen reglementeeren van de
leiding van het hedendaagsche gevecht; men mag er zelfs den
schijn niet van aannemen. En daar over het algemeen de be
palingen van een reglement, ten gevolge van de beteekenis, die
men gewoonlijk aan het woord „reglement" hecht, min of meer
woordelijk opgevat worden, behoort de gevechtsleiding niet
besproken te worden in een reglementl) en zeker niet in een
reglement, dat op zijne eerste bladzijde de woorden draagt:
„Het is de begeerte der Koningin, dat van dit reglement niet
„worde afgeweken" 5).
Nog eene andere reden, zij 't ook van formeelen aard, pleit
1) Natuurlijk het meeBt de verspreide orde.
2) Verg. de indeeling van het Zw. R. Het Fr. R. van 1884/1894 was op dezelfde
wijze iügedeeld.
3) Verg. ook N. I. R. II, 347.
4) Echter moet erkend worden, dat de bepaling aan het slot der inleiding van het
J. K. voorkomt, dat het tweede deel als „reglement" opgevat wordt.
5) Ter vergelijking volgt hieronder het door den Keizer geteekende voorwoord van
het D. R.