33 Om dit aan te toonen, wijst hij er op, dat wij in ons lichaam ook niet-automatische verrichtingen kennen, „die verricht wor den als gevolg van bewuste of onbeiouste hersenwerking". In deze onbewuste hersenwerking ligt voor L. het zwaarte punt ter rechtvaardiging zijner stelling, dat aangeleerde hande lingen nooit automatisch kunnen zijn. Het gevolg van deze hersenwerking is bv. bij gymnastische oefeningen, „dat langzamerhand de juiste spieren werken, en „het gevolg van het voortdurend oefenen, dat de spieren hun „taak gemakkelijker verrichten." „Wat is loopen anders dan zoo'n door den beoefenaar volko- „men beheerschte oefening?" „Iets anders zien wij bij den vader, die door verdriet geknakt, „loopende achter de lijkkist van zijn kind, zich zelf niet meer „meester is. Ook deze loopt nog en dit verklaart L. aldus, dat „de herhaalde oefening van loopen, zoo'n geringen hersenarbeid „vereischt, dat deze, onbewust, nog geschiedt" 1). „Gevallen, waarbij de emoties zoo hevig zijn, dat het loopen „onmogelijk is, zijn er, doch zeer zeldzaam, en gaan dan ge woonlijk gepaard met bewusteloosheid." Zoo komt echter „het bewustzijn maar even terug, of het loopen wordt weer „verricht." 2) „Hoe na zijn schaatsenrijden en zwemmen niet met loopen „verwant en wie zal die handelingen automatisch noemen „Denken wij daarbij aan den beginner, die bij het schaatsen „rijden één been vergeet uit te slaan of bij het zwemmen de „gelijktijdige arm- en beenbeweging maar niet kan leeren 3). Hoofdzaak voor L. is, dat de herseniverking bij iedere aange- 1) Is dit niet een pleidooi -voor het beoefenen van den juist-snellen aanslag? Neem voor den vader, die zich zelf niet meer meester is, den schutter onder den zenuwschok- kenden, sinnlns betaubenden invloed van het gevecht. Neem voor het lcopen, de asn- slagbeweging, die door herhaalde beoef.ning zoo'n geringen hersenarbeid vereischt, dat deze. onbewust, nog geschiedt. 2) Substitueer in dezen zin voor „het loopen," de „aanslagbeweging." Natuurlijk is het bewustzijn de conditio sine qua non. 3) Hoe komt L. er toe, om bij elk voorbeeld, dat hij uitwerkt, op den beginner te wijzen Kon bij dezen sprake zjjn van een herhaalde beoefening, waardoor ten slotte zoo'n ge ringen hersenarbeid enz. enz. I. M. T. 1910. 3

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 45