446 ervoor de gevechtsleiding in een afzonderlijk boekje op te ne men. Als regel toch, zal infanterie van eenige sterkte niet alleen, maar in verband met andere wapens optreden en de leiding van het gevecht der verbonden wapens behoort niet thuis in een reglement voor de infanterie. Het ware dus beter geweest, indien men in Japan het te genwoordige tweede deel van het J. R. afzonderlijk had uitge geven als eene handleiding niet als reglement) voor het ge vecht. In dit opzicht is het Leger in Nederland met een goed voorbeeld voorgegaan. In 1909 zijn daar verschenen de „Grond beginselen voor de Gevechtsleiding en voor de Samenwer- „king der verschillende Wapens in het Gevecht" onder den verkorten titel „Gevechtsbandleiding," een werkje, dat, evenals het Voorschrift op den velddienst, voor het geheele Leger geldt. Nu zegge men niet, dat eene dergelijke „Gevechtshandlei ding" overbodig is, omdat er al genoeg tactische handleidingen en leerboeken bestaan. In de eerste plaats heeft de practijk de noodzakelijkheid van zoo iets al bewezen; anders had men de gevechtsleiding niet in het „Reglement" ondergebracht. In de tweede plaats, juist, omdat er zooveel tactische werken be staan, die het dikwijls over belangrijke zaken oneens zijn, moet er eene officieele handleiding zijn, welke eenheid van opvatting brengt en dus misverstand en verwarring voorkomt. De „Ge vechtshandleiding" is dus eene groote aanwinst voor het Leger in Nederland; de bestudeering ervan wordt ten zeerste aanbe volen. Het is te hopen, dat het Leger in Nederlandsch-Indië spoedig in het bezit kome van eene dergelijke handleiding, te meer omdat het N. I. R., zelfs bij het bespreken van het ge vecht der brigade, heelemaal geen aandacht aan de andere wapens schenkt. rIch genehmige das beifolgende Exerzier-Reglement für die Infanterie in der Erwar- „tung, dasz bei voller Aufrechterhaltung der althergebrachten Zucht und Ordnung die ,kriegsmaszige AusbilduDg, für die das neue Reglement weiteren Raum schafft, stetig ,gefördort wird. ,Es ist untersagt, zur Erzielung auszerlicher Gleichmaszigkeit oder in anderer Absicht ^mündliche oder schriftliche Zusatze zu dem Reglement zu erlassen. Der für die An- wendung des Regiemenis und die Ausbildung gelassene Spielraum darf keine Einschran- ,kung erfahren. Ich ermachtige jedoch das Kriegsministerium, etwa notwendig werdende ,Anderungen, soweit sie nicht grundsatzlicber Art sind, eintreten zu lassen."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 460