457 het J. R. dezelfde beteekenis aan exerceeren als het J. O. R. Nog steeds huldigt men in Japan het beginsel, dat het op werk tuiglijke wijze leeren uitvoeren van zekere bewegingen o. m. een waarborg geeft, dat die bewegingen op het gevechtsveld, niettegenstaande zijne demoraliseerende invloeden, naar be- hooren uitgevoerd zullen worden, terwijl men er tevens van verwacht eene versterking van de discipline x), dus des te meer kans, dat ook onder moeilijke omstandigheden de gege ven bevelen zullen opgevolgd worden. Aan den anderen kant waakt het J. R. ervoor, dat het werk tuiglijke exerceeren niet ontaarden kan in geestdoodenden „drill". Zoo noemt J. R. I, 18, het van het grootste gewicht den man schappen de bedoeling van elke beweging voor de uitvoering duidelijk te maken, terwijl J. R. I, 15, er op wijst, dat de hoogere bevelhebbers bij hunne inspecties niet uitsluitend op het uiter lijke mogen letten, doch vooral grondig de innerlijke waarde der troepen moeten beoordeelen. Verder verlangt J. R. I, 11, dat bewegingen, enz., met de oorlogspractijk in strijd, welke bij vredesoefeningen soms onvermijdelijk zijn, den manschappen in oorzaak en gevolg verklaard moeten worden. L. I., 17, geeft iets dergelijks als de hiervoren bedoelde paragraaf van het J. R daar het het zg. „africhten" verbiedt, doch overigens is eene ver gelijking in dit opzicht tusschen de Japansche en Nederlandsch- Indische voorschriften niet mogelijk, daar de L. I. van geheel andere beginselen uitgaat. Reeds is gewezen op de onvolledig heid van L. I., 43, maar bovendien trekt het de aandacht, dat L. I., 18, laatste alinea, het ongewenscht en onnoodig noemt, veel tijd te besteden aan de oefeningen uit de eerste twee hoofdstukken van het N. I. R., welke oefeningen ronduit geest- 1) Ook het Fr. R. verwacht: „confirmation de la discipline et de la cohesion par la „précision apportée, suivant la volonté du chef, a l'exécution de quelques mouvements „et non par la multiplicité et la complication des exercices." (blz. 8) en elders: „Le service a court terme impose l'obligation de développer la discipline du rang et „de fortifier les sentiments de solidarité de la troupe par une solide instruction de dé tail el par la pratique de mouvements executes avec une précision rigour^uee. „Les qualités manoeuvrières d'une troupe d'infanterie, préalablement disciplinée par „l'instruction de la place d'exercices, se développeut paria répétition fréquente d'exercices .devolutions et de combat exécutés sur tous leB terrains et dans les circonstances „présentant des difficultés croissantes." (Fr. R., 2, 2de en 3de alinea).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 471