- 476
mantel, waarin zich aan de achterzijde de ligplaats van het
sluitstuk, eene schroefsluiting, bevindt.
De kern dient ter geleiding van het projectiel en biedt
weerstand aan de krachten bij het schot werkend loodrecht
op de as der ziel, het sluitstuk met den mantel vangen den
terugstoot op.
De gelede affuit bestaat uit een boven- en benedenaffuit. De
bovenaffuit heeft eene slede, waarop de vuurmond gelegd wordt.
De slede beweegt zich op eene wieg, die het terugloop- en voor-
brengmechanisme bevat.
De benedenaffuit bestaat uit twee deelen, voor- en achterstuk.
De bovenaffuit dient tot het geven van elevatie aan den vuur
mond ten opzichte van de onderaffuit, het eigenlijke schietgestel.
Aan het staartbeslag bevindt zich eene spoor.
Zijdelingsche richting wordt verkregen door bewegen der
affuitswangen, middels een schroef zonder eind, op de as.
Het stuk is voorzien van schilden, desgewenscht nog afzon-
lijke voor de munitie.
Van dit kanon bestaan 4 typen
a. met rechte as en kijkervizier;
b. onafhankelijke richtlijn
c. met tweemaal rechthoekig gebogen as, voor hooge en
lage vuurstelling, en panoramakijker
d. als c met onafhankelijke richtlijn.
Het gewichtsverschil tusschen a en d bedraagt 40 K. G.
Bij gebogen as kan aan het kanon eene elevatie van 7° en
-+- 30° gegeven worden, bij rechte as 7° en -+- 20°.
Bij het kanon behoort een automatisch tempeertoestel voor
tijd-schokbuizen.
Het geheele stuk wordt verdeeld in 6 lasten.
Het kanon heeft een kaliber van 7.5 c.M. en vervuurt een
projectiel van 6,5 K. G. met een Vo van 350 M., welke Vo
in Rusland tot 380 M. werd opgevoerd door vergrooten der
lading, evenwel ten koste van de stabiliteit bij vuur op korte
afstanden, dus vurende onder kleine elevaties.
De vuurhoogte van a en b bedraagt 792 m. M.
Bij eene Vo van 350 M. is de mondingsenergie 40,7 meter-
tonnen, bij eene Vo van 380 M. 47,9 M, T.