- 88 „rieel, gedurende geringen tijd mee middelmatige instructeurs „in toepassing te gaan brengen". „liet buiten beschouwing laten der factorente oefenen materieeltijd en instructeurs is onver antwoordelijk". „Op het oogenblik tracht een nieuw principe n.l. dat van „den juist-snellen aanslag, dat der juiste richting te verdringen." Wat is het groote verschil tusschen deze beide principes? Na ernstigè overweging komt L. tot de conclusie: „Het principe van den juist-snellen aanslag brengt, door den „aanslag te volmaken, de richting door het oog meer op den „achtergrond, dat der juiste richting niet". „Doch voert men „beide tot hun uiterste consequenties door, dan zal het eindre sultaat van beide precies gelijk moeten zijn en wel dit: dat „richt- en vizierlijn nagenoeg onmiddellijk samen vallen, ongeacht „waar het doe! zich bevindt, ongeacht de houding van den „schutter". „Voor het principe van den juist-snellen aanslag zal het wel „niet noodig zijn, aan te toonen, dat het bovenstaande het „eindresultaat is, doch voor dat der juiste richting behoeft dit „nadere toelichting". „Dit principe voert ons tot een zuiver „op den korrel nemen van het mikpunt in of nabij het te treffen „doel. Naarmate de man hierin meer vaardigheid krijgt en meer „vertrouwen in zijn richtingscapaciteiten, zal hij den richttijd, hiertoe aanleiding vindendeuit zich zelf gaan bekorten en ten „slotte, in daartoe gunstige gevallen te zien geven een zeer snellen „aanslag, gevolgd door een ondeelbaar oogenblik van richten". ,'t Resultaat hiervan is echter ook dat richt- en vizierlijn na genoeg onmiddellijk samen vallen. „De finesse van dezen voorlaatsten zin zal mogelijk velen „niet recht duidelijk zijn, wellicht verdenkt men mij van een „spelen met woorden". „Deze aantijging wordt echter beslist „afgewezen", enz. Maar L. wil van een werktuigelijkeschiethandeling niets weten. „De feitelijke toestand bij als het ware werktuigelijke handelin- „gen is, dat de hersenwerking zooveel mogelijk uitgeschakeld is". „Men acht dit een voordeel, omdat die hersenwerking, aange past door de geweldige emoties van het slagveld, zooveel te „wenschen overlaat en de storingen hierin zoo hevig worden".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 50