531 „gelden, kan men de hersens niet op bevel normaal laten „werken. „Ich scheue mich nicht zu bekennen" zegt Hoenig, „„dass mir das Feuer von Mars la Tour noch Monate nachher „„in den Nerven steckte.'' „Phlegmatici, die als het ware ongevoelig zijn voor den indruk „van het gevaar, vormen hooge uitzonderingen. Zij zijn tot „groote heldendaden in staat. En toch, grooter held dan de „phlegmaticus, is hij, die vreestmaar desniettegenstaande, uit eer- „en plichtgevoel, eventueel nog versterkt door den hoogmoed, dien „het „noblesse oblige" kweekt, te midden van het levensgevaar „blijft volharden in het volvoeren van de hem aangewezen taak" Maar de helden, die vreezen, en toch hun verstand bijeen houden, zijn ook zeldzaam; men moet rekening houden met heel gewone menschen. Hebben dezen in vredestijd een zeker schema grondig beoefend, dan bestaat er alle kans, dat zij dit uitvoeren, al heeft het gevaar hen in een zoodanigen gemoeds toestand gebracht, dat zij, wanneer geen schema bestond, „uit de eindelooze reeks van mogelijke handelingen, eene zeer ver keerde „keus" 2) of misschien wel heelemaal niets zouden doen. Natuurlijk bestaat de mogelijkheid, dat onder de gegeven omstandigheden het schema niet de allerbeste handelwijze is, maar als regel zal het betere resultaten geven, dan wanneer abnormaal denkende aanvoerders alleen op hun „gezond verstand" aangewezen zijn. Behouden zij hun kalmte en onderscheidings vermogen, kunnen zij rustig nadenken, dan zullen zij, zoo noodig, het schema niet toepassen, doch denzelfden weg volgen, als wanneer geen schema gegeven was. Zoowel bij het schema, als bij het „Auftragsverfahren" moeten de aanvoerders hun verstand gebruiken. Een op veel practijk en grondige studie 8) berustend onafhankelijk oordeel geeft de 1) Scherpe Tactiek, blz. 46. 2) T. a. p., blz. 50. 3) Ziehier eene uitlating van den oud-Minister Generaal Sabron, aangehaald door Mr. Tydeman in de vergadering der Tweede Kamer op 1 Maart jl. „De meening van verscheidene leden, dat de eischen voor de opleiding onzer officieren, „zoowel wat betreft de toelating tot de K. M. A., als het leerplan aan die inrichting, „in wetenschappelijk opzicht te hoog zijn opgevoerd, wordt door den ondergeteekende rniet gedeeld. In alle legers, waarin een korps beroepsofficieren dient, worden aan „die officieren militair-wetenschappelijke eischen gesteld, die betrekkeljjk hoog zijn."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 551