540 -
Het is moeilijk den gedachtengang te ontdekken, welke tot
het vaststellen van deze getallen geleid heeft en ik geef dan
ook verre de voorkeur aan den regel van het J. R. Echter moet
er bij aangeteekend worden, dat die regel alleen kan gelden voor
de eerste periode van het gevecht, zoolang de beslissing nog
verre is. Naarmate de afstand tusschen beide partijen kleiner
wordt, zal met name de afstand tusschen tirailleurlinie en on
dersteuningstroep verminderd moeten worden; ten slotte zullen,
wanneer alles op haren en snaren gezet wordt, alle nog achter
de tirailleurlinie staande afdeelingen naar voren moeten gaan,
om mede te werken tot het behalen van de overwinning.
Zoowel het N. I. R. als het J. R. voorzien voor den onder
steuningstroep de noodzakelijkheid van de toepassing van de
verspreide orde; de vrees voor het z.g. „Rückenfeuer" is klaar
blijkelijk verdwenen.
Omtrent het sprongsgewijze voorwaarts gaan het volgende:
Het J. R. zegt, dat sprongen van meer dan 100 M. vermeden
moeten worden, daar zij nadeelig werken op de hoedanigheid
van het vuur; klaarblijkelijk twijfelt het overigens niet aan de
mogelijkheid van dergelijke lange sprongen; N. I. R., II, 205,
is wat voorzichtiger gestemd en zegt, dat de sprongen zelden
meer dan 80 M. bedragen. Het laat duidelijk uitkomen, dat
elke voorwaartsche beweging van den aanvaller in hooge mate
afhankelijk is van de vuuruitwerking van den verdediger en
dat derhalve de aanvaller eerst plaatselijk het vuuroverwicht
behaald moet hebben, vóórdat hij kan terrein winnen. „Zelfs
„de laatste stap naar de vijandelijke sectie zal het iesultaat
„moeten zijn van een verkregen vuuroverwicht" 1). Onze aan
beveling, dat de sprongen verrassend voor den vijand plaats
hebben en zoo snel mogelijk uitgevoerd worden moeten, wordt
in het J. R. gemist.
Voorts verlangt het J. R. 2), dat de sprongen door minstens
één peloton uitgevoerd worden, omdat anders de voorwaartsche
beweging vertraagd en de aanvoering bemoeilijkt worden.
Ook hieruit spreekt de drang naar voren, terwijl ons regie-
1) Krijgswetenschap, 1905-1906, blz. 291.
2) J. R., I, 137, laatste alinea.