541 ment, alweer voorzichtiger gestemd, het vooruitgaan van groepen, soms zelfs van enkele manschappen, toelaat en ook het kruipen niet versmaadt Het J. R. is tegen kruipen, hetgeen hieruit blijkt, dat het deze wijze van terreinwinnen, in tegenstelling met het J. O. R., niet noemt; het spreekt van voorwaartsgaan in gebukte houding 3). Toch is het kruipen, zoowel in Zuid- Afrika als in Mandsjoerije meermalen met goeden uitslag toege past en ook in de toekomst zal het op geheel open terrein noodig blijken te zijn. Het is er het J. R. blijkbaar om te doen, den nadruk op snel terreinwinnen te leggen en het optreden van hun 1ste Leger in den oorlog, dat bij voorkeur lange sprongen schijnt gemaakt te hebben, zal hieraan niet vreemd geweest zijn s). Met alle waardeering voor dit streven, reeds door Hoenig voor gestaan 4), lijkt het mij toch wenschelijk den manschappen te ieeren, wat te doen, wanneer en dit zal heusch geen zeld zaamheid zijn de omstandigheden de door het J. R. ver langde groote sprongen verhinderen 5). D. R., 188, verlangt dan ook naast de lange sprongen„kurze Sprünge, die dem Feinde keine Zeit zum Schusz lassen sollen". Het onderscheid tusschen lange en korte sprongen, dat het D. R. maakt, kent het N. I. R. ook, al wordt er niet uitdrukkelijk op gewezen; men kan niet verwachten, dat een sprong van bv. 70 M. lengte altijd geheel en al verrassend voor den verdediger en dus door dezen niet gehinderd zal plaats hebben. Aan de redactie van D. R., 188, geef ik de voorkeur boven die van N. I. R., I, 205, omdat het D. R. als regel de lange sprongen verlangt. Het N. I. R. laat zich daarover niet uit; het geen het ter zake aanbeveelt, kan aanleiding geven tot een 1) K. I. R. II, 476 en 480; I, 199 a. 2) Verg. J. R., I, 60, met J, O.R., 43. 3) Het J. O. R. bevatte de mededeeliDg, dat sprongen van minder dan 30 a 40 M. meestal van weinig nut zouden zijn (J. O. R204. 2de alirea). Het vervallen van dit „minimum" wijst erop, dat kleine sprongen door het J. R. wel toegelaten zijn, zij 't dan ook slechts stilzwijgend. 4) „Was nun die Bewegung anbetrifft, so müssen Halte im Vorgehen nach Kraften „vermieden werden, denn sie sind die Sargnagel einer gesunden Taktik". üntersuchungen, u. s. w. blz. 153. 5) Zie ook von Lüttwitz, blz. 33.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 561