552
of aardsch oculair wordt verkregen (aardsche verrekijker), of
door een Hollandschen kijker (ook wel kijker van Gallilei ge
noemd) te bezigen, waarbij het oogglas een divergeerende lens
is, welke veelal bestaat uit een positieve flintglaslens tusschen
twee negatieve kroonglaslenzen.
Het is evenwel om verschillende redenen gewenscht de een
voudige en handige astronomische oculairen te behouden, zoo
dat dus op andere wijze de omkeering van het objectief beeld
bewerkstelligd moet worden. Hiertoe wordt in den laatsten
tijd een hulpmiddel gebruikt (reeds in 1853 door den ingenieur
en opticus Porro aangegeven en toegepast, doch sedert in ver
getelheid geraakt), waarvan de grondgedachte is, dat beeldom-
keering behalve door lenzen ook door spiegeling kan worden
verkregen. Opdat hierbij zoo weinig mogelijk licht verloren
gaat, biengt men deze spiegeling tot stand door totale terug
kaatsing in prisma's.
De werking van dergelijke totaal terugkaatsende of reflectee-
rende prisma's (omkeerings-, reflexieprisma's) berust op het
volgende.
In de practijk is gebleken, dat bij den overgang van licht
uit eene middenstof in eene andere, die met de eerste belang
rijk in dichtheid verschilt, de lichtstraal in de stof met de
grootste dichtheid steeds den kleinsten hoek met de normaal
maakt, of m. a. w. de lichtstraal wordt bij den overgang uit eene
minder dichte in eene dichtere stof naar de normaal toe, in het
omgekeerde geval van de normaal af gebroken. In verband met
de opvattingen, die men vroeger omtrent den aard van het licht
huldigde, heeft men de stof, waarin de lichtstraal den grootsten
hoek met de normaal maakt, optisch ijlerde andere optisch
dichter genoemd.
Zij in fig. 19 C D het scheidingsvlak van een middenstof A
en een optisch dichtere stof B, waarop de lichtstraal E F valt,
die met de normaal N N' een hoek i maakt. Die lichtstraal zal
nu bij overgang in B naar de normaal toe gebroken worden,
zoodat dus de brekingshoek b kleiner is dan de invalshoek i.
Uit de betrekking (zie noot D op blz. 548)
sin i
AB 8inb